ECLI:NL:RBDHA:2024:8474

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juni 2024
Publicatiedatum
3 juni 2024
Zaaknummer
NL23.19032
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Nicaraguaanse eiser tegen afwijzing door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, geboren in Nicaragua, diende op 11 augustus 2022 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel in. Na een periode van in gebreke stellen en beroep instellen tegen het niet tijdig beslissen, heeft de staatssecretaris op 18 maart 2024 de aanvraag als kennelijk ongegrond afgewezen. De staatssecretaris oordeelde dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor een afgeleide verblijfsvergunning en dat hij niet in aanmerking kwam voor een reguliere vergunning op grond van artikel 8 EVRM. De rechtbank heeft het beroep op 1 mei 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, omdat het besluit van de staatssecretaris niet berust op een deugdelijke motivering. De rechtbank vernietigt het besluit en draagt de staatssecretaris op een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Eiser krijgt tevens een vergoeding van zijn proceskosten, die al zijn vastgesteld in een eerdere uitspraak van zijn broer.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.19032

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. H.J. Janse),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. V.R. Bloemberg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser is geboren op [datum] en is van Nicaraguaanse nationaliteit. Eiser heeft op 11 augustus 2022 zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Op 2 juni 2023 heeft eiser de staatssecretaris in gebreke gesteld vanwege het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Op 30 juni 2023 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Op 12 december 2023 heeft eiser de staatssecretaris opnieuw in gebreke gesteld omdat de verlengde beslistermijn is verstreken.
1.1.
De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 18 maart 2024 de aanvraag van eiser als kennelijk ongegrond afgewezen. [1] Voorts heeft de staatssecretaris beslist dat eiser niet aan de voorwaarden voldoet voor een afgeleide verblijfsvergunning. Ook op grond van artikel 8 EVRM [2] komt eiser volgens de staatssecretaris niet in aanmerking voor een reguliere vergunning. Aan eiser is geen uitstel van vertrek om medische redenen verleend. De DT&V gaat onderzoeken of eiser adequate opvang heeft in Nicaragua. Om die reden is nog geen beslissing genomen op de ambtshalve toets aan het buitenschuldbeleid voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep, gezamenlijk met NL23.19029 en NL23.19044, op 1 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en een tolk. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiser tegen het bestreden besluit. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Beroep tegen het niet tijdig beslissen
4. Op grond van artikel 6:20, eerste lid, van de Awb [3] , voor zover van belang, blijft een bestuursorgaan, indien het beroep zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit, verplicht dit besluit te nemen.
4.1.
In artikel 6:20, vijfde lid, van de Awb is bepaald dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit alsnog gegrond kan worden verklaard, indien de indiener van het beroepschrift daarbij belang heeft.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser geen afzonderlijk belang bij een beoordeling van zijn beroep, voor zover dit is gericht tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag, aangezien de staatssecretaris tijdens het beroep alsnog op de aanvraag van eiser heeft beslist. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de bestuurlijke dwangsom is uitgesloten in asielzaken en dat uit vaste rechtspraak volgt dat de vraag of een proceskostenveroordeling moet worden uitgesproken onvoldoende aanleiding vormt om een procesbelang aan te nemen. Het beroep, voor zover gericht tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag, is daarom niet-ontvankelijk.
4.3.
Het alsnog nemen van een besluit tijdens een beroep niet tijdig moet worden aangemerkt als (gedeeltelijke) tegemoetkoming, als bedoeld in artikel 8:75a van de Awb, zodat aanleiding bestaat om de staatssecretaris met analoge toepassing van dit artikel te veroordelen in de proceskosten die eiser redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met het beroep niet tijdig. [4] Deze kosten heeft de rechtbank reeds vastgesteld in de zaak van eisers broer, met zaaknummer NL23.19029. Gelet op de samenhang tussen de beroepen van eiser en zijn broer, verwijst de rechtbank naar de toekenning van de proceskosten in de uitspraak NL23.19029. [5]
Beroep tegen het bestreden besluit
5. Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Awb heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt.
5.1. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris met het bestreden besluit niet geheel aan het beroep is tegemoetgekomen.
Het asielrelaas
6. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende - samengevat weergegeven - ten grondslag.
6.1.
Eiser is geboren in Nicaragua en heeft daar tot [datum] gewoond met zijn broer, zusje en opa - en tot aan hun vertrek in [datum] - ook met zijn oom, moeder en zijn tante. Eiser heeft verklaard dat zijn familieleden politieke opposanten zijn en dat daardoor problemen zijn ontstaan, vanaf [datum] toen de demonstraties groter werden. In [datum] is eisers oom naar Nederland gevlucht en heeft hier een verblijfsvergunning gekregen. In [datum] heeft eisers broer een uitnodiging ontvangen om zich te melden bij de politie. In [datum] heeft eiser samen met zijn broer Nicaragua verlaten. Hun jongere zusje kwam later naar Nederland en daarna hebben ze gezamenlijk een asielaanvraag gedaan. In Nederland is eiser aangesloten bij de organisatie SOS Nicaragua Hollanda en ook politiek actief tegen het regime in Nicaragua, onder meer door deelname aan demonstraties. Eiser kan als familielid van politieke opposanten en gelet op zijn politieke overtuiging en activiteiten niet terug naar Nicaragua en vreest dat het regime hem iets aan gaat doen.
7. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst
2. Politieke activiteiten in Nederland
7.1.
De staatssecretaris heeft deze elementen en eisers verklaringen daarover geloofwaardig geacht. Dat eiser uit Nicaragua komt is op zichzelf niet genoeg om een vluchteling te zijn. De algehele situatie in Nicaragua is niet zodanig dat asielzoekers uit dat land zonder meer als vluchteling zijn aan te merken. Eiser dient daarom aannemelijk te maken dat er voor hem persoonlijk betreffende feiten en omstandigheden bestaan die zijn vrees voor vervolging rechtvaardigen, aldus de staatssecretaris.
8. De rechtbank overweegt als volgt.
8.1.
De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiser uit Nicaragua komt en de relevante elementen van zijn asielrelaas door de staatssecretaris allemaal geloofwaardig zijn geacht. Daarnaast heeft de staatssecretaris, desgevraagd ter zitting, bevestigd dat de verklaringen van eiser, voor zover die niet zien op de vrees voor vervolging, ook geloofwaardig zijn, waaronder ook begrepen de verklaringen van eisers broer over uitlatingen die hij heeft gedaan op de universiteit, de mededeling die aan eiser is gedaan bij de uitreiking van de oproep van de politie aan zijn broer om aldaar op een afspraak te verschijnen, alsmede het feit dat eiser familie is van politieke opposanten, te weten zijn oom, zijn tante en zijn moeder. Tevens heeft de staatssecretaris de politieke overtuiging van eiser en de politieke overtuiging van zijn oudere broer en jongere zusje geloofwaardig geacht.
8.2.
Gelet op de overwegingen van de rechtbank in de zaak NL23.19029, in het bijzonder de overwegingen 9.1 tot en met 9.9, welke overwegingen de rechtbank ook in onderhavige zaak relevant acht, en de samenhang tussen de zaken van eiser, zijn broer en zijn zusje (NL23.19029 en NL23.19044), komt de rechtbank reeds hierom tot het oordeel dat het beroep gegrond is omdat het besluit niet berust op een deugdelijke motivering. Hetgeen overigens nog in beroep is aangevoerd, behoeft thans dan ook geen verdere bespreking meer. De rechtbank vernietigt het besluit wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb. Dit betekent dat eiser in beroep gelijk krijgt en dat de staatssecretaris zijn asielaanvraag ten onrechte heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Hetgeen overigens nog is besproken behoeft zoals hiervoor overwogen thans geen bespreking meer.
9. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening moet houden met deze uitspraak.
10. Omdat het beroep in zijn geheel gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. De hoogte van deze vergoeding is reeds bepaald in de uitspraak van eisers broer met zaaknummer NL23.19029. Gelet op de samenhang tussen de zaken verwijst de rechtbank naar deze uitspraak, in het bijzonder naar rechtsoverweging 12.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is gegrond.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het niet tijdig beslissen, niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep voor het overige gegrond;
- vernietigt het besluit van 18 maart 2024;
- draagt de staatssecretaris op een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van I. Wolthuis, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Gebaseerd op artikel 30b, eerste lid, onder g, van de Vreemdelingenwet 2000
2.(Europees) Verdrag tot bescherming van de rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden
3.Algemene wet bestuursrecht
5.Artikel 3, Besluit proceskosten bestuursrecht