ECLI:NL:RBDHA:2024:8455

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juni 2024
Publicatiedatum
3 juni 2024
Zaaknummer
NL24.13028
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vreemdelingenwet 2000

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag afgewezen met een besluit van 20 oktober 2023, en het bezwaar van eiseres is bij het besluit van 1 maart 2024 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 22 mei 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde niet verschenen, terwijl de staatssecretaris vertegenwoordigd was.

De rechtbank heeft eerst het verzoek van eiseres om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht voorlopig toegewezen, omdat eiseres voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij aan de voorwaarden voor vrijstelling voldoet. Vervolgens heeft de rechtbank de ongegrondheid van het beroep beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. Eiseres, die in 2020 Nederland is binnengekomen, heeft meerdere aanvragen voor verblijfsvergunningen ingediend, die zijn afgewezen. Op 3 augustus 2023 is een terugkeerbesluit genomen, en op 19 september 2023 heeft eiseres een aanvraag voor uitstel van vertrek ingediend.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft aangenomen dat het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond was, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die het terugkeerbesluit zouden kunnen ondermijnen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich terecht heeft gebaseerd op het advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) en dat de beroepsgrond van eiseres niet slaagt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft en eiseres geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.13028

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. A.S. Sewman),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. R.R. de Groot).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) van eiseres.
1.1.
De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 20 oktober 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 1 maart 2024 op het bezwaar van eiseres is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 22 mei 2024 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening [1] op zitting behandeld. Eiseres en haar gemachtigde zijn met bericht niet verschenen. De staatssecretaris is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

Griffierecht
2. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht voor de behandeling van haar beroep wegens betalingsonmacht. De rechtbank heeft het verzoek om een vrijstelling voorlopig toegewezen. Met het door eiseres overgelegde formulier heeft zij voldoende aannemelijk gemaakt dat zij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling. Het verzoek om vrijstelling van het griffierecht wordt definitief toegewezen.
3. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris het bezwaar van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag ongegrond heeft kunnen verklaren. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank
uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. Eiseres is in 2020 Nederland binnengekomen. Sindsdien heeft eiseres meerdere
aanvragen voor een verblijfsvergunningen ingediend, deze zijn afgewezen. Op 3 augustus 2023 is een terugkeerbesluit genomen. Op 10 februari 2023 heeft eiseres een aanvraag ingediend om toepassing van artikel 64, van de Vw. Deze aanvraag is buiten behandeling gesteld omdat de aanvraag onvolledig was. Het bezwaar en het beroep in die zaak waren ongegrond. Op 19 september 2023 heeft eiseres onderhavige aanvraag voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw ingediend.
5.1.
Eiseres stelt dat uit het advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) volgt dat eiseres chronische bloedarmoede heeft. In het advies van het BMA is opgenomen dat bij uitblijven van een behandeling geen medische noodsituatie zal ontstaan, maar dit is volgens eiseres onjuist. Bloedarmoede kan weldegelijk dodelijk zijn, daartoe verwijst zij naar websites van Sanquin en Homediq. Het advies van het BMA is dan ook niet juist, de staatssecretaris heeft niet voldaan aan zijn vergewisplicht in deze. Daarnaast heeft eiseres in Nederland een medische behandeling genoten. Gelet op het Cannabis arrest moet de medische behandeling deel uitmaken van het privéleven. De staatssecretaris heeft niet, of onzorgvuldig getoetst of er sprake is van een privéleven en daaruit opgebouwde verblijfsrechten zoals bedoel in artikel 8 van het EVRM [2] . De staatssecretaris heeft eiseres daarbij niet gehoord en schendt daardoor de hoorplicht.
De rechtbank overweegt als volgt
Vergewisplicht
6. Een BMA-advies is aan te merken als een deskundigenadvies. Als de staatssecretaris een BMA-advies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, dient hij zich ervan te vergewissen dat dit naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is. Als aan deze eisen is voldaan, mag de staatssecretaris volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bij de beoordeling van een aanvraag van dit advies uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten aanwezig zijn voor twijfel aan de juistheid of volledigheid. [3]
6.1.
De staatssecretaris heeft zich in dit geval terecht op het standpunt gesteld dat het BMA-advies van 19 oktober 2023 zorgvuldig tot stand is gekomen en naar inhoud inzichtelijk en concludent is en dat het daarom aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd kon worden. De verwijzing door eiseres naar enkele websites waarop wordt vermeld dat bloedarmoede ernstige gevolgen kan hebben is onvoldoende om te twijfelen over de juistheid en de volledigheid van het advies. Het betreft algemene informatie, geen medische stukken die eiseres haar situatie betreffen. Dit zijn onvoldoende aanknopingspunten om te twijfelen aan de totstandkoming van het advies of over de inzichtelijkheid en concludentheid van de inhoud van het advies.
Artikel 8 EVRM
7. In deze zaak is reeds op 3 augustus 2023 een terugkeerbesluit genomen. Bij het nemen van dit terugkeerbesluit heeft een artikel 8 EVRM beoordeling plaatsgevonden. In het Cannabis arrest [4] oordeelt het Hof dat de periode dat de derdelander, die medische behandeling op het grondgebied van een lidstaat geniet, zelfs indien hij daar illegaal verblijft, deel uitmaakt van het privéleven. De bevoegde nationale autoriteit kan pas een terugkeerbesluit vaststellen of overgaan tot de verwijdering van een derdelander wanneer zij rekening heeft gehouden met de gezondheidstoestand van de betrokkene. Ook in situaties waarin al een terugkeerbesluit is genomen moet dus beoordeeld worden of er nieuwe feiten en omstandigheden aanwezig zijn waaruit volgt dat het terugkeerbesluit niet kan worden gehandhaafd en dat er een nieuw terugkeerbesluit moet worden genomen. [5] Nu eiseres geen nieuwe feiten en omstandigheden heeft aangevoerd en deze ook niet anderszins zijn gebleken heeft de staatssecretaris kunnen concluderen dat het terugkeerbesluit gehandhaafd kan worden. Deze beroepsgrond slaagt dan ook niet.
Horen
8. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris terecht heeft aangenomen dat er sprake is van een kennelijk ongegrond bezwaar, nu uit het bezwaarschrift van eiseres al bleek dat het bezwaar geen redelijke kans van slagen zou hebben. Eiseres heeft in bezwaar bovendien geen bewijsmiddelen overgelegd of andere informatie naar voren gebracht die voor de staatssecretaris aanleiding hadden moeten geven om aan het primaire besluit te twijfelen. Ook in deze beroepsprocedure heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat haar bezwaar wel redelijke kans van slagen zou hebben gehad. De staatssecretaris heeft dan ook op goede gronden toepassing gegeven aan artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van
N. Walstra, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.NL23.33484
2.Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
3.Onder meer de uitspraken van de Afdeling van 30 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1674 en van
4.ECLI:EU:C:2022:913.
5.Zie ook de uitspraak van deze rechtbank, deze zittingsplaats, van 7 november 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:16731.