ECLI:NL:RBDHA:2024:8441

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juni 2024
Publicatiedatum
3 juni 2024
Zaaknummer
NL23.31582
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake verblijfsdocument en asielaanvraag op basis van Europese Overeenkomst

In deze zaak heeft eiser, een gemeenschapsonderdaan, op 17 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument en een verblijfsvergunning asiel, gebaseerd op de Europese Overeenkomst inzake de overdracht van verantwoordelijkheid met betrekking tot vluchtelingen. Na een periode van inactiviteit van de staatssecretaris heeft eiser op 5 oktober 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend en de rechtbank heeft op 19 april 2024 besloten dat een zitting niet nodig was, waarna het onderzoek is gesloten.

De rechtbank heeft overwogen dat volgens artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser had op 17 augustus 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument als verzorgende ouder van een minderjarig Nederlands kind, en de staatssecretaris heeft op 19 september 2023 beslist dat eiser recht heeft op een verblijfsdocument. De rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling van eiser op 21 september 2023 niet geldig was, omdat er al een beslissing was genomen op zijn aanvragen.

Daarom heeft de rechtbank geconcludeerd dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is, omdat niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 6:12 van de Awb. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.31582

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R. Balkenende),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris.

Procesverloop

Eiser heeft op 17 augustus 2022 een aanvraag om afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw 2000, waaruit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, ingediend. [1] In de begeleidende brief bij die aanvraag heeft eiser ook verzocht om hem een verblijfsvergunning asiel te verlenen alsmede een reisdocument op grond van de Europese Overeenkomst inzake de overdracht van verantwoordelijkheid met betrekking tot vluchtelingen. [2]
Bij brief van 20 september 2023 heeft eiser de staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag.
Eiser heeft vervolgens op 5 oktober 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft partijen op 19 april 2024 laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en is een behandeling op zitting achterwege gebleven. [3]

Overwegingen

1. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
2. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald, dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
3. Op 17 augustus 2023 heeft eiser -doormiddel van een daartoe strekkend formulier- een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument als verzorgende ouder van een minderjarig Nederlands kind (aanvraag Chavez). In de begeleidende brief bij die aanvraag is namens eiser toegelicht dat eiser (primair) meent aanspraak te maken op verblijf in Nederland op grond van de Europese overeenkomst inzake de overdracht van verantwoordelijkheid met betrekking tot vluchtelingen en (subsidiair) op grond van het arrest Chavez als verzorgende ouder van een Nederlands minderjarig kind. Bij besluit van 19 september 2023 heeft de staatssecretaris bepaald dat eiser op grond van het arrest Chavez-Vilchez [4] , in het bezit wordt gesteld van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw 2000, waaruit het rechtmatig verblijf als Gemeenschapsonderdaan blijkt. Met dit besluit heeft de staatssecretaris derhalve tevens beslist op de aanvraag van eiser van 17 augustus 2023. In datzelfde besluit heeft de staatssecretaris ook een overweging gewijd aan het verzoek van eiser om hem een verblijfsvergunning asiel te verlenen op grond van de Europese Overeenkomst inzake de overdracht van verantwoordelijkheid met betrekking tot vluchtelingen. Als eiser het met dit besluit niet eens was, bestond voor hem de mogelijkheid om beroep in te stellen tegen dit besluit. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich in zijn brief van 26 september 2023 terecht op het standpunt heeft gesteld dat de op 21 september 2023 ingediende ingebrekestelling niet geldig is, omdat reeds op de aanvraag van eiser is beslist.
4. Omdat de ingebrekestelling is ingediend nadat een beslissing is genomen op de aanvragen van eiser, is niet voldaan aan de voorwaarden van artikel 6:12 van de Awb.
5. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, rechter, in aanwezigheid van A.P. Kuiters, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 9, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000
2.Europese Overeenkomst inzake de overdracht van verantwoordelijkheid met betrekking tot vluchtelingen, Straatsburg, 16-10-1980
3.Zie artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4.het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 mei 2017 inzake Chavez-Vilchez; ECLI:EU:C:2017:354