ECLI:NL:RBDHA:2024:8441
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake verblijfsdocument en asielaanvraag op basis van Europese Overeenkomst
In deze zaak heeft eiser, een gemeenschapsonderdaan, op 17 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument en een verblijfsvergunning asiel, gebaseerd op de Europese Overeenkomst inzake de overdracht van verantwoordelijkheid met betrekking tot vluchtelingen. Na een periode van inactiviteit van de staatssecretaris heeft eiser op 5 oktober 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend en de rechtbank heeft op 19 april 2024 besloten dat een zitting niet nodig was, waarna het onderzoek is gesloten.
De rechtbank heeft overwogen dat volgens artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser had op 17 augustus 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument als verzorgende ouder van een minderjarig Nederlands kind, en de staatssecretaris heeft op 19 september 2023 beslist dat eiser recht heeft op een verblijfsdocument. De rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling van eiser op 21 september 2023 niet geldig was, omdat er al een beslissing was genomen op zijn aanvragen.
Daarom heeft de rechtbank geconcludeerd dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is, omdat niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 6:12 van de Awb. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.