ECLI:NL:RBDHA:2024:8424
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Naheffingsaanslag accijns opgelegd aan werknemer in verband met aangetroffen sigaretten in loodsen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag accijns die aan eiser is opgelegd. Eiser, werkzaam als heftruckchauffeur en beheerder van loodsen, werd geconfronteerd met een naheffingsaanslag van € 6.918.878, plus belastingrente van € 990.398, na de ontdekking van 6.250.000 sigaretten zonder accijnszegel tijdens een inval door de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst (FIOD) in november 2018. De rechtbank oordeelde dat eiser aannemelijk moet maken dat hij niet betrokken was bij het voorhanden hebben van de accijnsgoederen, maar dat hij als beheerder van de loodsen de sigaretten fysiek tot zijn beschikking had. Eiser stelde dat anderen ook toegang hadden tot de loodsen en dat de accijns aan zijn werkgever toegerekend moest worden. De rechtbank verwierp deze argumenten en concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, aangezien eiser niet kon aantonen dat hij handelde binnen de grenzen van zijn werkzaamheden of volgens instructies van zijn werkgever. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat eiser zich voor betalingsregelingen tot de ontvanger van de Belastingdienst moest wenden. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van werknemers in relatie tot accijnsgoederen en de voorwaarden waaronder een werkgever aansprakelijk kan worden gesteld voor de accijns.