Geschil
9. In geschil is of de uitkering van [bedrijfsnaam 1] terecht in de heffingsgrondslag is betrokken. Zo ja, is in geschil of de uitkering kwalificeert als belastbare winst uit onderneming of als belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen en is niet langer in geschil dat een bedrag van € 7.494 aan kosten in aftrek komt. Het belastbaar inkomen en werk en woning dient volgens verweerder te worden verminderd tot € 25.988 (€ 33.482 -/- € 7.494) en het beroep is reeds om die reden gegrond.
10. Eiser stelt dat de uitkering gelet op de cessie niet door hem is genoten en daarom ten onrechte tot de heffingsgrondslag is gerekend. Indien de uitkering wel belast is, is volgens eiser sprake van winst uit onderneming.
11. Verweerder stelt dat de uitkering van [bedrijfsnaam 1] terecht in de heffingsgrondslag is betrokken. Volgens verweerder moet de uitkering worden aangemerkt als belaste periodieke uitkeringen en vertrekkingen.
Beoordeling van het geschil
Bevoegdheid rechtbank
12. De rechtbank stelt vast dat eiser in Amsterdam woont. Op grond van artikel 8:7, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is rechtbank Noord-Holland bevoegd om kennis te nemen van dit beroep. Partijen hebben desgevraagd ter zitting verklaard er geen bezwaar tegen te hebben dat de rechtbank Den Haag uitspraak doet in de onderhavige zaak. Gelet hierop en op de mogelijkheid dat aan de onbevoegdheid van de rechtbank in hoger beroep wordt voorbijgegaan (artikel 8:117 van de Awb), laat de rechtbank een onbevoegd-verklaring achterwege.
13. Op grond van artikel 2.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt inkomstenbelasting geheven over, onder meer, het door de belastingplichtige in het kalenderjaar genoten belastbaar inkomen uit werk en woning. Uit de wetsgeschiedenisvolgt dat met ‘genoten’ wordt bedoeld dat inkomen of een inkomensbestanddeel bij de belastingplichtige moet zijn opgekomen of op grond van specifieke bepalingen geacht moet worden bij hem te zijn opgekomen.
14. De rechtbank gaat er, gelet op het vonnis van de kantonrechter, ondanks het ontbreken van een akte van cessie van uit dat de vordering op [bedrijfsnaam 1] is gecedeerd. Eiser verbindt aan de cessie van de vordering het gevolg dat de uitkering van [bedrijfsnaam 1] niet door hem is genoten en daarom niet in de heffingsgrondslag betrokken mag worden. De rechtbank volgt eiser hierin niet. De omstandigheid dat de vordering is gecedeerd doet niet af aan de verknochtheid tussen eiser en de uitkering van [bedrijfsnaam 1] .Het is de keuze van eiser geweest om de vordering te cederen. Cessie is dan ook een bestedingshandeling. De uitkering moet daarom worden geacht te zijn opgekomen bij eiser. Naar het oordeel van de rechtbank is de uitkering van [bedrijfsnaam 1] terecht tot de heffingsgrondslag gerekend.
Belastbare winst uit onderneming of belastbare periodieke uitkering
15. Vervolgens is de vraag hoe het inkomen fiscaal gekwalificeerd moet worden. Gelet op de rangorderegeling van artikel 2.14 van de Wet inkomstenbelasting 2001 dient eerst te worden beoordeeld of de uitkering kwalificeert als winst uit onderneming.
16. Op grond van artikel 3.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 is belastbare winst uit onderneming het gezamenlijke bedrag van de winst die de belastingplichtige als ondernemer geniet uit een of meer ondernemingen verminderd met de ondernemersaftrek en de MKB-winstvrijstelling. Op grond van artikel 3.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001 is winst uit een onderneming het bedrag van de gezamenlijke voordelen die, onder welke naam en in welke vorm ook, worden verkregen uit een onderneming.
17. Naar het oordeel van de rechtbank hangt de uitkering van [bedrijfsnaam 1] onvoldoende samen met de onderneming van eiser om te kunnen spreken van een voordeel dat wordt verkregen uit een onderneming. Het recht op de uitkering van [bedrijfsnaam 1] is ontstaan door een fietsongeval dat eiser in privé heeft gehad. De in dit geval afgesloten arbeidsongeschiktheidsverzekering betreft een verzekering die niet zozeer ziet op arbeidsongeschiktheid ontstaan door bedrijfs- en beroepsongevallen, maar op arbeidsongeschiktheid op welke wijze dan ook ontstaan. Uitkeringen uit een dergelijke verzekering vormen geen winst uit onderneming.Dat op het polisblad het beroep van eiser wordt genoemd, dat hij zelfstandig uitoefende, maakt dat niet anders.
18. De uitkering kwalificeert naar het oordeel van de rechtbank als een belastbare periodieke uitkering als bedoeld in artikel 3.100, eerste lid, onderdeel b., van de Wet inkomstenbelasting 2001.
19. Gelet op verweerders standpunt over kostenaftrek, dient het belastbaar inkomen uit werk en woning te worden verminderd tot € 25.988. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren.
20. Eiser heeft geen afzonderlijke beroepsgronden aangevoerd tegen de in rekening gebrachte belastingrente. Dat in strijd met enige regel van geschreven of ongeschreven recht rente in rekening is gebracht, is gesteld noch gebleken. Wel dient de rentebeschikking te worden verminderd overeenkomstig de vermindering van de aanslag.
21. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 54,40 aan reiskosten.