ECLI:NL:RBDHA:2024:8401

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 mei 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
AWB 23/447 V
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet tijdig beslissen en onbevoegdheid rechtbank inzake klacht tegen bestuursorgaan

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 24 mei 2024 uitspraak gedaan op het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van 17 november 2023. De opposant had beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn klacht tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank had zich in de eerdere uitspraak kennelijk onbevoegd verklaard, omdat er geen beroep mogelijk is tegen een besluit inzake de behandeling van een klacht. De opposant was het niet eens met deze beslissing en heeft verzet ingesteld, waarbij hij verzocht om gehoord te worden.

Tijdens de behandeling van het verzet op 30 april 2024 heeft de rechtbank de argumenten van de opposant gehoord. De opposant stelde dat de rechtbank onderzoek had moeten doen naar het gezamenlijk ouderlijke gezag ten aanzien van zijn kinderen en dat de verblijfsvergunning van zijn ex-echtgenote nietig verklaard moest worden. Hij voerde aan dat zijn ex-echtgenote zich valselijk had voorgedaan als de gezaghebbende ouder, wat volgens hem een ernstige inbreuk op zijn persoonlijkheidsrechten vormde.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de eerdere uitspraak terecht was, omdat er geen mogelijkheid bestaat om beroep in te stellen tegen een klacht bij de bestuursrechter. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opposant geen aanvraag tot het nemen van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht had ingediend. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding was om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak en heeft het verzet ongegrond verklaard. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/447 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 mei 2024 op het verzet van

[opposant] , uit [woonplaats] , opposant

Procesverloop

Opposant heeft tegen het niet tijdig beslissen op zijn klacht tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (hierna: geopposeerde) beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 17 november 2023 [1] heeft de rechtbank zich kennelijk onbevoegd verklaard met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld en verzocht te worden gehoord.
De rechtbank heeft het verzet op 30 april 2024 op zitting behandeld. Opposant is verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Awb biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft zich kennelijk onbevoegd verklaard. De reden hiervoor is dat geen beroep openstaat bij de bestuursrechter voor een klacht tegen een bestuursorgaan. Ook is de klacht geen aanvraag tot het nemen van een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Wat vindt opposant in verzet?

2. Opposant is het niet eens met de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had onderzoek moeten doen naar het gezamenlijk ouderlijke gezag van opposant en zijn ex-echtgenote ten aanzien van hun kinderen. Opposant verzoekt de rechtbank om de verblijfsvergunning van zijn ex-echtgenote nietig te verklaren op grond van artikel 2:14 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De ex-echtgenote van opposant heeft namelijk ten onrechte rechtmatig verblijf in Nederland omdat zij zich valselijk heeft voorgedaan als de gezaghebbende en verzorgende ouder. Aan de kant van geopposeeerde is sprake van dwaling en bedrog omdat duidelijk was dat een notariële akte van gezag van cruciaal belang was voor het sluiten van de overeenkomst. Er is daarnaast sprake van een ernstige inbreuk op het fundamenteel persoonlijkheidsrecht van opposant nu hij zwaar geestelijk wordt belast door de onttrekking van zijn kinderen aan zijn zorg. Bovendien heeft opposant wel degelijk een aanvraag tot het nemen van een besluit ingediend. Opposant heeft namelijk een klacht ingediend waarin hij geopposeerde verzoekt om het verblijfsrecht van zijn ex-echtgenote nietig te verklaren. Dat dit onduidelijk is voor de rechtbank is verschoonbaar gelet op artikel 6:11 van de Awb. Eiser heeft in het beroepschrift namelijk duidelijk toegelicht dat er sprake is van een aanvraag onder verwijzing naar de klacht.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

3. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of in de buiten-zittinguitspraak terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep ongegrond is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
4. De verzetrechter overweegt als volgt. In wat opposant heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak 17 november 2023. De rechtbank stelt daarbij voorop dat in de bestreden uitspraak terecht is overwogen dat tegen een besluit inzake de behandeling van een klacht door een bestuursorgaan geen beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter. [2] Opposant heeft dit in verzet ook niet bestreden. Daarnaast heeft opposant tijdens de zitting van 30 april 2024 niet ontkent dat hij een klacht heeft ingediend. Verder heeft de rechtbank terecht overwogen dat eiser geen aanvraag heeft gedaan tot het nemen van een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Eisers betoog dat hij dat wel heeft gedaan en onder meer heeft gevraagd de verblijfsvergunning van zijn ex-vrouw in te trekken maakt dit niet anders, nu hij in onderhavige zaak geen aanvraag tot het nemen van een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb heeft gedaan. Gelet hierop heeft de rechtbank in de uitspraak van 17 november 2023 terecht overwogen dat zij kennelijk onbevoegd is om van het beroep kennis te nemen. De overige gronden van verzet behoeven daarom geen bespreking meer.
5. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 17 november 2023. Over de uitkomst van het beroep bestaat geen twijfel. Dat betekent dat de buiten-zitting uitspraak in stand blijft. Het verzet is ongegrond.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van mr. J.J. Yilmaz, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

2.Op grond van artikel 9:3 van de Awb.