ECLI:NL:RBDHA:2024:8390
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel door vertrek met onbekende bestemming
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 31 mei 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 5 april 2024 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank constateert dat eiser op of omstreeks 8 april 2024 met onbekende bestemming is vertrokken en dat zijn gemachtigde, mr. D. de Vries, op 28 mei 2024 heeft aangegeven geen contact meer te hebben met eiser. Hierdoor neemt de rechtbank aan dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem verzochte bescherming en op een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Dit leidt tot de conclusie dat eiser geen procesbelang meer heeft.
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk wordt beoordeeld. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van griffier K.E. Mulder, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.