ECLI:NL:RBDHA:2024:8380
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de afwijzing van een aanvraag tot afgifte van een document voor rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag tot afgifte van een document op basis van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, een Turkse nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend om rechtmatig verblijf bij zijn zwager en zus in Nederland. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat eiser niet kon aantonen dat hij financieel afhankelijk was van zijn referent. De rechtbank heeft de zaak op 25 april 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder. Eiser betoogde dat er sprake was van een beschermingswaardig familie- en gezinsleven, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder terecht had geconcludeerd dat er geen bijkomende elementen van afhankelijkheid bestonden die de gebruikelijke emotionele banden overstijgen. De rechtbank volgde de argumenten van eiser niet, omdat de benodigde zorg ook in Turkije beschikbaar was en eiser niet had aangetoond dat zijn zussen daar niet in staat waren om zorg te verlenen. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag niet in strijd was met artikel 8 van het EVRM en verklaarde het beroep ongegrond.