ECLI:NL:RBDHA:2024:8372

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 mei 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
NL24.19305
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Ketelaars - Mast
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van eiser uit Georgië wegens ongeloofwaardig relaas en veilig land van herkomst

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, van Georgische nationaliteit, diende op 5 april 2024 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 2 mei 2024 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De staatssecretaris weigerde ook uitstel van vertrek om medische redenen en legde een inreisverbod van twee jaar op. Tijdens de zitting op 24 mei 2024 was de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig, maar eiser en zijn gemachtigde verschenen niet.

De rechtbank toetst of de staatssecretaris de asielaanvraag terecht heeft afgewezen. Eiser stelt dat hij in 2009 betrokken was bij een demonstratie en dat hij bedreigd is door de politie. De staatssecretaris achtte de verklaringen van eiser ongeloofwaardig en concludeerde dat Georgië als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende gemotiveerd heeft aangegeven waarom de asielaanvraag kennelijk ongegrond is. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat hij persoonlijke redenen heeft die maken dat Georgië voor hem niet veilig is.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag terecht heeft afgewezen en verklaart het beroep ongegrond. Eiser moet de EU onmiddellijk verlaten en krijgt geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is informatie gegeven over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.19305

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. S.R. Nohar),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. S.J. de Vries).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van [nationaliteit] nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum] . Hij heeft op 5 april 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 2 mei 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. In dat besluit is – voor zover van belang – tevens besloten dat eiser geen uitstel van vertrek om medische redenen wordt verleend en is aan hem een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, gelijktijdig met het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening (NL24.19306), op 24 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met kennisgeving, niet verschenen. Na de zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond, of hem terecht geen uitstel van vertrek is verleend op medische gronden en of de staatssecretaris hem terecht een inreisverbod voor de duur van twee jaar heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris het bestreden besluit terecht en op goede gronden genomen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser heeft in oktober 2009 deelgenomen aan een demonstratie. De politie probeerde aanwezigen uit elkaar te drijven en eiser heeft daarbij een politieman in elkaar geslagen. Deze politieman wilde wraak nemen en heeft eiser bedreigd. Ook heeft hij twee keer geprobeerd om eiser te ontvoeren.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Politieke activiteiten en daaruit voortvloeiende problemen.
5.1.
De staatssecretaris gaat, hoewel eiser zijn identiteit niet met documenten heeft onderbouwd, bij de beoordeling van eisers asielaanvraag uit van de door eiser verstrekte persoonsgegevens. De staatssecretaris acht geloofwaardig dat eiser in 2009 eenmalig aan een demonstratie heeft meegedaan, maar daarna niet meer aanwezig is geweest. Eisers gestelde deelname aan een politieke partij, de activiteiten en de problemen die voortvloeien uit zijn politieke activiteiten worden door de staatssecretaris niet geloofd. De staatssecretaris vindt eisers verklaringen tegenstrijdig, oppervlakkig, summier en niet aannemelijk. Omdat de staatssecretaris geen geloof hecht aan eisers gestelde problemen en eiser afkomstig is uit Georgië, wat wordt beschouwd als veilig land van herkomst, concludeert de staatssecretaris dat de asielaanvraag kennelijk ongegrond is.
Verwijzing naar de zienswijze
6. De rechtbank overweegt dat de algemene stelling van eiser dat de staatssecretaris ten onrechte het asielrelaas ongeloofwaardig acht en dat hij in dat verband verwijst naar de overwegingen in de zienswijze van 1 mei 2024, onvoldoende is om te kunnen aanmerken als een beroepsgrond waar de rechtbank op dient in te gaan. De staatssecretaris is in het voornemen gemotiveerd ingegaan op de verklaringen van eiser en heeft hetzelfde gedaan met de zienswijze in het bestreden besluit. Voor zover eiser in beroep niet concreet heeft aangegeven waarom de reactie van de staatssecretaris op de zienswijze volgens hem niet juist of niet toereikend is, zal de rechtbank zich hierna uitsluitend richten op wat eiser in beroep heeft aangevoerd. [1]
Geloofwaardigheid
7. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris de gestelde politieke activiteiten en de daaruit voortvloeiende problemen niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. In het bestreden besluit en het daarin ingelaste voornemen heeft de staatssecretaris voldoende gemotiveerd weergegeven hoe hij tot deze conclusie is gekomen. In beroep heeft eiser slechts in algemene bewoordingen aangegeven dat hij meent dat de staatssecretaris het asielrelaas ten onrechte ongeloofwaardig acht. Eiser heeft hierbij echter niet concreet aangegeven waarom geen sprake is van tegenstrijdige, oppervlakkige en summiere verklaringen. Ook heeft eiser niet concreet aangegeven waarom de overweging van de staatssecretaris dat het ongerijmd is dat de agent in kwestie eiser niet meteen zou aanhouden, maar hem later op persoonlijke titel zou bedreigen - waarmee de politieagent zelf ook een strafbaar feit zou plegen - niet juist is. In beroep heeft eiser verder onbetwist gelaten dat hij sinds 2015 langere perioden in Europa heeft verbleven, maar dat hij geen bescherming heeft gezocht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris niet ten onrechte overwogen dat die omstandigheid afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van eisers gestelde problemen. Voor zover eiser wel bescherming heeft gezocht en een asielaanvraag heeft ingediend, heeft hij het resultaat van die aanvraag niet afgewacht. Ook daaruit heeft de staatssecretaris niet ten onrechte de conclusie getrokken dat dit gegeven afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van eisers gestelde vrees. Nu eiser ook de overige tegenwerpingen in beroep niet gemotiveerd heeft betwist, kan het bestreden besluit de rechterlijke toets op dit punt doorstaan.
Veilig land van herkomst en artikel 64 van het Vw 2000 [2]
8. Eiser stelt dat Georgië voor hem geen veilig land van herkomst is vanwege zijn problemen met de politieagent en vanwege zijn Hiv-besmetting. Verder meent eiser dat de staatssecretaris ten onrechte artikel 64 van het Vw 2000 niet op hem heeft toegepast.
8.1.
De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat eiser niet heeft betwist dat Georgië in zijn algemeenheid als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Dit betekent dat eiser aannemelijk dient te maken dat Georgië voor hem persoonlijk niet als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Gelet op het oordeel van de rechtbank over de geloofwaardigheid van eisers gestelde problemen, kunnen die gestelde problemen geen rol spelen bij de beoordeling of Georgië voor eiser als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. De rechtbank overweegt verder dat eiser weliswaar stelt besmet te zijn met het hiv-virus en om die reden bij terugkeer naar Georgië te maken te zullen krijgen met stigmatisering en discriminatie, maar dat eiser niet met stukken heeft onderbouwd dat hij hiv-besmet is. Alleen al om die reden kan de beroepsgrond dat Georgië voor hem niet als veilig land van herkomst kan worden beschouwd niet slagen. Ook de beroepsgrond dat de staatssecretaris ten onrechte artikel 64 van de Vw 2000 niet op hem heeft toegepast slaagt om diezelfde reden niet. Immers, eiser heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij besmet is met het hiv-virus en dus bestond er voor de staatssecretaris geen aanleiding om het BMA [3] te vragen onderzoek te doen naar de vraag of eiser, gelet op zijn medische problemen, in staat moet worden geacht te reizen.

Conclusie en gevolgen

9. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt, dat hij de Europese Unie (EU) onmiddellijk moet verlaten en dat hij de EU voor een periode van twee jaar niet meer in mag. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, in aanwezigheid van
A.P. Kuiters, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2169) en 7 april 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1028).
2.In artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) is bepaald dat uitzetting achterwege blijft zolang het gelet op de gezondheidstoestand van de vreemdeling of die van een van zijn gezinsleden niet verantwoord is om te reizen.
3.Bureau Medische Advisering