Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.[gedaagde 1] te [woonplaats 2] ,2. [gedaagde 2] te [woonplaats 3] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 16 augustus 2024, met de producties 1 tot en met 17;
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
4.12. [eiseres] heeft daartegenover aangevoerd dat een dergelijke vergaande matiging zich niet laat rijmen met de afschrikwekkende werking die een contractuele boete zou moeten hebben en ook niet met de omstandigheden van het geval. Zo zouden [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zich voor hun beroep op het financieringsvoorbehoud richting [eiseres] verwachtingsvol hebben uitgelaten over het verkrijgen van een financiering door aan te geven dat zij reeds een positieve offerte van een bank hadden ontvangen. Ook stelt [eiseres] aanzienlijke schade te hebben geleden als gevolg van toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de koopovereenkomst. [eiseres] heeft de volgende schadeposten opgevoerd:
(ii) kosten overbruggingshypotheek € 4.352,00
(iii) betaalde hypotheekrente € 1.368,06
(iv) courtagekosten [bedrijf 2] € 4.990,52,
Parl. Gesch. BW Boek 6, p.326).
€ 16.650.
€ 5.720,06, bestaande uit afsluitingskosten en betaalde rente over de periode 31 oktober 2022 tot 15 december 2022. Dit bedrag heeft [eiseres] voldoende onderbouwd met schriftelijke stukken (productie 12 bij dagvaarding). Dat [eiseres] het risico heeft genomen dat de verkoopprijs van de woning niet tijdig beschikbaar zou zijn voor de betaling van de koopprijs van het appartement(srecht) doet daar niet aan af. [eiseres] mocht het risico nemen dat de koopovereenkomst wel tijdig zou worden ontbonden. Dat maakt niet dat zij ook de gevolgen van het niet nakomen door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] moet dragen.
- griffierecht € 1.301,00
- salaris advocaat € 2.428,00 ( 2 punten tarief IV)
- nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in __________ de beslissing)
Totaal € 4.036,85