ECLI:NL:RBDHA:2024:8321

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
24.19098
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel door vertrek met onbekende bestemming

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 30 mei 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 30 april 2024 afgewezen, met het argument dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser, die op 16 mei 2024 met onbekende bestemming is vertrokken uit de opvanglocatie in Hoogeveen, heeft sindsdien geen contact meer gehad met zijn gemachtigde, mr. M. Pater. Dit leidde de rechtbank tot de vraag of eiser nog procesbelang had bij de voortzetting van de beroepsprocedure.

De rechtbank concludeert dat, gezien de omstandigheden en het gebrek aan contact tussen eiser en zijn gemachtigde, ervan uitgegaan moet worden dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. Dit betekent dat het procesbelang bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit is komen te ontvallen. De rechtbank verklaart het beroep dan ook niet-ontvankelijk, wat inhoudt dat de zaak niet inhoudelijk wordt beoordeeld. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

De uitspraak is gedaan door rechter N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van griffier M.A. Postma, en is openbaar gemaakt. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep aan te tekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, indien hij het niet eens is met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.19098

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M. Pater),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. P. Zijlstra).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 30 april 2024 niet in behandeling genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 27 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de staatssecretaris. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Heeft eiser nog steeds procesbelang?
2. De rechtbank beantwoordt eerst ambtshalve de vraag of eiser nog procesbelang heeft bij het voortduren van deze beroepsprocedure.
2.1.
Vast staat dat eiser op 16 mei 2024 met onbekende bestemming is vertrokken uit de HTL-locatie in Hoogeveen. Verder heeft de gemachtigde van eiser op 24 mei 2024 de rechtbank meegedeeld na 16 mei 2024 geen contact meer te hebben gehad met eiser. Uit dit schrijven blijkt voorts niet dat de advocaat weet waar eiser verblijft.
2.2.
Uit vaste rechtspraak volgt dat, als de vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel van dient te worden uitgegaan dat hij kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. [1] Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit houdt in dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.
2.3.
Gezien de onder 2.1 genoemde omstandigheden en de informatie van de gemachtigde van eiser, is de rechtbank van oordeel dat ervan uit kan worden gegaan dat eiser geen prijs meer stelt op het voortduren van deze beroepsprocedure over de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Het procesbelang bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit in deze beroepsprocedure is dan ook komen te ontvallen.
3. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van M.A. Postma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ABRvS 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.