ECLI:NL:RBDHA:2024:832

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
25 januari 2024
Zaaknummer
22_5830
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake ontslag wegens wangedrag van een ambtenaar met betrekking tot valselijk declareren

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 24 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen zijn ontslag wegens wangedrag beoordeeld. Eiser, een ambtenaar, was ontslagen op basis van beschuldigingen van valselijk declareren van hotelkosten. De rechtbank stelt vast dat het ontslag niet evenredig is ten opzichte van het vastgestelde wangedrag, dat voornamelijk bestond uit het meermaals liegen tegen zijn meerderen. De rechtbank oordeelt dat de militaire politierechter eiser op 29 juni 2023 vrijgesproken heeft van de poging tot oplichting, wat gevolgen heeft voor de rechtmatigheid van het ontslag. De rechtbank geeft verweerder de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen door een minder verstrekkende maatregel dan ontslag op te leggen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep, waarbij verweerder binnen twee weken moet meedelen of hij gebruik maakt van de gelegenheid tot herstel.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/5830

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 januari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. S.M. Diekstra),
en

de staatssecretaris van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. C.E. Lamberti).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het aan hem verleende ontslag wegens wangedrag.
1.1.
Bij besluit van 7 maart 2022 is het ontslag aan eiser verleend. Bij het bestreden besluit van 3 augustus 2022 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 13 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen eiser en de gemachtigde van eiser, de gemachtigde van verweerder en majoor P. Smidt en mr. W.I. Ip namens het bevoegd gezag.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Verweerder heeft eiser ontslagen wegens wangedrag omdat hij zou hebben geprobeerd valselijk hotelkosten te declareren. Volgens verweerder heeft eiser weloverwogen gehandeld, omdat hij herhaaldelijk tegenover zijn meerderen heeft verklaard dat hij een hotelovernachting had geboekt, deze kosten terug wilde krijgen en daarbij een factuur van een collega heeft overgelegd. Verweerder heeft dit gedrag aangemerkt als wangedrag.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Volgens eiser is het bestreden besluit gebrekkig gemotiveerd doordat de aan hem gemaakte verwijten niet, althans onvoldoende feitelijk zijn onderbouwd. Dat is in strijd met artikel 6, tweede lid, van het EVRM. [1] De militaire politierechter heeft de hem tenlastegelegde (poging tot) oplichting niet wettig en overtuigend bewezen geacht.
3.1.
Eiser heeft in strijd met de waarheid gezegd dat hij een hotel had geboekt, maar deed dat uit boosheid over een gebrek aan medische zorg en omdat hij door quarantaine zijn vrije weekend (Operational Stand Down) zou mislopen. Hij heeft niet bewust een poging gedaan om financieel gecompenseerd te worden. Het verweten gedrag kan ook niet aan eiser worden toegerekend. Ontslag is een vergaande maatregel die niet evenredig is aan de ernst van de vermeende gedragingen die aan het ontslag ten grondslag liggen, aldus eiser.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Feiten en omstandigheden
4. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden.
4.1.
In oktober 2021 neemt eiser deel aan een oefening in [land] . Op vrijdag 15 oktober 2021 meldt eiser zich bij een algemeen militair verpleegkundige met gezondheidsklachten, waaronder hoesten. Bij eiser wordt keelontsteking vastgesteld en hij moet in quarantaine. Door de quarantaine dreigt eiser het vrije weekend buiten de kazerne (Operational Stand Down) mis te lopen.
4.2.
Op zaterdag 16 oktober 2021 wordt bij eiser een PCR-test op corona afgenomen. De uitslag daarvan laat enige dagen op zich wachten. Diezelfde dag vraagt eiser om een gesprek met zijn kapitein.
4.3.
Op zondag 17 oktober 2021 heeft eiser een gesprek met zijn kapitein. De kapitein meldt dat eiser weer op oefening kan na een negatieve uitslag van de PCR-test. Eiser vertelt daarop dat hij een hotelkamer heeft geboekt voor dit weekend. Eiser vertelt ook dat hij heeft begrepen dat hij de kosten van het hotel vergoed kan krijgen. De kapitein zegt dit te zullen nagaan. Via WhatsApp stuurt eiser vervolgens een screenshot van een hotelreservering aan de kapitein. Dat was een screenshot van een door een bevriende collega gemaakte hotelreservering voor een bedrag van € 296,-. Eiser had zelf geen hotel geboekt en de reservering van de collega werd ook niet (mede) voor hem gemaakt.
4.4.
Eiser moest het weekend op de kazerne blijven. Op maandag 18 oktober 2021 kreeg hij de uitslag van de PCR-test en die was negatief.
4.5.
Op dinsdag 19 oktober 2021 antwoordt eiser bevestigend op de vraag van zijn majoor of hij een hotel had geboekt. De majoor is er op dat moment al mee bekend dat de screenshot [2] niet van een hotelreservering van eiser zelf is en confronteert eiser daarmee.
4.6.
In een gesprek met zijn majoor, kapitein en korporaal op donderdag 21 oktober 2021 erkent eiser dat de screenshot van de hotelreservering niet van een door hem gemaakte reservering is en dat hij geen hotelkosten heeft gemaakt.
Is sprake van wangedrag?
5. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (Raad) gelden in het ambtenarentuchtrecht niet de strikte bewijsregels die in het strafrecht van toepassing zijn. [3] Voor de constatering van plichtsverzuim dat tot het opleggen van een disciplinaire maatregel aanleiding kan geven, is noodzakelijk dat op basis van de beschikbare, deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging is verkregen dat de betrokken ambtenaar de hem verweten gedragingen heeft begaan. Verder moet het plichtsverzuim de ambtenaar zijn toe te rekenen en dient de opgelegde straf evenredig te zijn aan de ernst van het gepleegde plichtsverzuim. Deze rechtspraak is ook van toepassing op wangedrag. [4]
5.1.
De militaire politierechter heeft eiser op 29 juni 2023 vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. De strafrechter heeft daarmee niet bewezen geacht dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot oplichting [5] , gericht op het vergoed krijgen van niet gemaakte hotelkosten. Eiser stelt terecht dat uit rechtspraak [6] van de Raad volgt dat dit consequenties heeft voor de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Daarvoor is van belang dat een verband bestaat tussen het ontslag en de latere strafrechtelijke procedure die tot vrijspraak heeft geleid. De vrijspraak en de in het bestreden besluit verweten gedragingen hebben namelijk betrekking op hetzelfde feitencomplex. Hieruit volgt dat de rechtbank het bestreden besluit niet in stand kan laten, zonder twijfel op te roepen over de juistheid van de gronden waarop de militaire politierechter de vrijspraak heeft gebaseerd. Verweerder heeft daarom niet als vaststaand kunnen aannemen dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan het valselijk declareren van onkosten.
5.2.
Op zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het feit dat eiser meermaals tegen zijn meerderen heeft gelogen op zichzelf al wangedrag oplevert. De rechtbank kan verweerder volgen in dit standpunt. Eiser heeft dit feit erkend, zodat het wangedrag vaststaat. Dat eiser door middel van een leugen heeft geprobeerd om deel te kunnen nemen aan het vrije weekend, terwijl hem om gezondheidsredenen was opgedragen in quarantaine te blijven, onderstreept de ernst van dit feit.
Kan het wangedrag aan eiser worden toegerekend?
6. Verweerder heeft zich op het standpunt mogen stellen dat het door eiser erkende wangedrag aan eiser kan worden toegerekend. Eiser heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan kan worden aangenomen dat hij de ontoelaatbaarheid van zijn handelen niet heeft kunnen inzien en daarom niet volgens dat inzicht heeft kunnen handelen. Het feit dat eiser boos was over de gang van zaken, maakt dit niet anders. Hierbij is van belang dat hij de leugen over een periode van enkele dagen heeft volgehouden en niet aannemelijk is dat er gedurende die periode geen moment is geweest waarop hij over de consequenties van zijn handelen na kon denken.
Is ontslag een evenredige maatregel?
7. De rechtbank volgt verweerder niet in het eveneens op de zitting ingenomen standpunt dat ontslag ook een evenredige maatregel is als valselijk declareren geen onderdeel is van het wangedrag. Het wangedrag dat is komen vast te staan is minder ernstig dan het wangedrag waar verweerder bij het nemen van het bestreden besluit van is uitgegaan. Verweerder hecht op goede gronden aan de geloofwaardigheid, betrouwbaarheid, plichtsbetrachting en integriteit van een militair. Gelet op die belangen kan ontslag een evenredige maatregel zijn voor wangedrag dat bestaat uit liegen tegen meerderen. De rechtbank ziet echter niet in dat deze belangen in dit geval niet kunnen worden gediend door het nemen van een minder verstrekkende maatregel dan ontslag. Hierbij is van belang dat het wangedrag – buiten de vertrouwensbreuk tussen de direct betrokkenen – geen bijkomende gevolgen heeft gehad en ook niet is gebleken dat dit schade heeft veroorzaakt. De rechtbank vindt ontslag daarom in dit geval niet evenredig ten opzichte van de ernst van het wangedrag.
Mogelijkheid tot herstel van het geconstateerde gebrek
8. Zoals onder 5.1 is overwogen, heeft verweerder ten onrechte vastgesteld dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan het valselijk declareren van onkosten. Het wangedrag bestaande uit meermaals liegen tegen meerderen is vast komen te staan, maar ontslag is in dit geval geen evenredige maatregel ten opzichte van de ernst van het wangedrag. Aan het bestreden besluit kleeft daarom het gebrek dat de opgelegde maatregel niet evenredig is ten opzichte van het wangedrag. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om zelf in de zaak te voorzien, omdat de vraag welke maatregel in dit geval evenredig is een nadere afweging van verweerder vergt.
8.1.
Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen door een minder verstrekkende maatregel dan ontslag op te leggen. Dat herstellen kan, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
8.2.
Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb en om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
8.3.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt verweerder op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.H. van den Ende, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.W.J. Sloots, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
24 januari 2024.
De griffier is verhinderd te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.De screenshot wordt door verweerder in het bestreden besluit aangeduid als ‘factuur’.
3.Uitspraak van de Raad van 15 september 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BT1997.
4.Uitspraak van de Raad van 3 december 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3053.
5.Artikel 326, eerste lid, en 45, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
6.Uitspraak van de Raad van 5 maart 2020, ECLI:NL:CRvB:2020:641.