ECLI:NL:RBDHA:2024:8297

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
NL24.5518
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en oplegging van dwangsom

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. T. Volckmann, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat er niet tijdig is beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiseres diende haar asielaanvraag op 26 november 2021 in en op 20 januari 2022 heeft verweerder Italië verzocht om eiseres over te nemen op basis van de Dublinverordening. De Italiaanse autoriteiten hebben dit verzoek op 21 maart 2022 geaccepteerd, waardoor verweerder uiterlijk op 22 maart 2023 had moeten beslissen op de aanvraag. De rechtbank constateert dat deze termijn is overschreden, waardoor verweerder verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de aanvraag. Eiseres heeft verweerder op 24 januari 2024 in gebreke gesteld, maar verweerder heeft niet tijdig een besluit genomen.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond en legt verweerder op om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tevens wordt verweerder een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen daarmee instemden. De uitspraak is openbaar gemaakt op 23 mei 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.5518
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. T. Volckmann) en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1
Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2

Is het beroep ontvankelijk en gegrond?

3. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) wordt op de aanvraag van het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw in beginsel zes maanden na ontvangst van de aanvraag een beschikking gegeven.
4. In artikel 42, zesde lid, van de Vw is bepaald dat indien in het kader van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw wordt onderzocht of de aanvraag op grond van artikel 30 van de Vw niet in behandeling dient te worden genomen, de termijn bedoeld in het eerste lid van artikel 42 van
1. Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Dit volgt uit artikel 6:2 en 6:12 van de Awb.
de Vw aanvangt op het tijdstip waarop overeenkomstig de Dublinverordening wordt vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek.
5. Eiseres heeft op 26 november 2021 haar asielaanvraag in Nederland ingediend. Op 20 januari 2022 heeft verweerder Italië verzocht eiseres op grond van artikel 18, eerste lid, onder a, van de Dublinverordening over te nemen. De Italiaanse autoriteiten hebben dit verzoek op 21 maart 2022 (fictief) geaccepteerd. Op grond van artikel 29, eerste lid, van de Dublinverordening diende verweerder eiseres uiterlijk binnen een termijn van zes maanden vanaf de aanvaarding van het verzoek over te dragen aan Italië.
6. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet tijdig is overgedragen. Verweerder is dan ook per 22 september 2022 verantwoordelijk geworden voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres. Dat betekent dat verweerder, met toepassing van artikel 42, eerste lid, van de Vw, in beginsel uiterlijk op 22 maart 2023 op de aanvraag had moeten beslissen.
7. Verweerder heeft deze termijn onder toepassing van de WBV 2022/223 met negen maanden verlengd. Eiseres heeft verweerder op 24 januari 2024, dus na het verstrijken van die termijn, in gebreke gesteld. Eiseres heeft meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag. De rechtbank verklaart het beroep daarom gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank aan verweerder op?
8. De rechtbank geeft in beginsel een termijn van twee weken na de dag van verzending van de uitspraak om alsnog een besluit te nemen.4 Er kunnen omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat de rechtbank een andere termijn geeft.5
9. De rechtbank stelt vast dat in deze zaak op 26 augustus 2023 de 21 maanden-termijn6 is overschreden. De rechtbank overweegt dat de 21 maanden-termijn ziet op de beslistermijn. Dit moet worden onderscheiden van de nadere termijn die de rechtbank met deze uitspraak oplegt. Bij het bepalen van een passende nadere termijn maakt de rechtbank een afweging. Daarbij moet zij rekening houden met zowel het belang van een snelle als een zorgvuldige besluitvorming.7 De omstandigheid dat de beslistermijn van 21 maanden is overschreden, is één van de aspecten die de rechtbank in deze afweging meeweegt.
10. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag bekend moet maken. De rechtbank acht het niet onmogelijk voor verweerder om binnen deze termijn op zorgvuldige wijze een besluit te nemen. Omdat de beslistermijn van 21 maanden is overschreden, legt de rechtbank een kortere termijn op dan het door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) in de uitspraak van 8 juli 20208 ontwikkelde 8+8 wekenmodel.
Legt de rechtbank verweerder een dwangsom op?
11. In artikel 8:55d, tweede lid, en artikel 8:72, zesde lid, van de Awb staat dat de
3 Staatscourant van 26 september 2022, nr. 25755.
4 Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
5 Op grond van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
6 Zoals neergelegd in artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn.
7 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1560.
bestuursrechter verweerder opdraagt binnen een bepaalde termijn alsnog een besluit bekend te maken en aan het niet naleven daarvan een dwangsom verbindt. Sinds 11 juli 2021 is in artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (Tijdelijke wet) bepaald dat deze artikelen niet van toepassing zijn op besluiten op asielaanvragen voor bepaalde tijd. Door deze Tijdelijke wet werd het voor de bestuursrechter niet meer mogelijk om een dwangsom op te leggen in een asielzaak. De ABRvS heeft echter in de uitspraak van 30 november 20229 geoordeeld dat genoemd artikel uit de Tijdelijke wet op dit punt onverbindend is. Dit betekent dat de twee artikelen uit de Awb wel van toepassing zijn op asielaanvragen voor bepaalde tijd en de rechtbank verweerder dus op grond van die artikelen opdraagt binnen een bepaalde termijn alsnog een besluit bekend te maken en aan het niet naleven daarvan een dwangsom verbindt.10
12. De rechtbank bepaalt in deze zaak met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb, dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.
Conclusie en gevolgen
13. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en dat verweerder binnen acht weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als verweerder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
14. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres ook een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag, omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden, griffier.
10 Op grond van artikel 8:55d, tweede lid, en/of artikel 8:72, zesde lid, van de Awb.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
23 mei 2024

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.