Op 30 mei 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin [verzoeker] een voorlopige voorziening heeft verzocht in het kader van de Faillissementswet (Fw). Het verzoek was gericht op het verbieden van de ontruiming van zijn woning, die gepland stond op 26 april 2024. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat er geen begin is gemaakt met het minnelijk schuldsaneringstraject en het niet aannemelijk is dat dit op korte termijn zal gebeuren. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verzoeker] al geruime tijd geen huur heeft betaald, wat heeft geleid tot een aanzienlijke huurachterstand. Ondanks de mededeling van [verzoeker] dat hij op korte termijn weer huur kan betalen, is dit niet onderbouwd met bewijsstukken. Hierdoor kon de rechtbank niet concluderen dat [verzoeker] in staat zou zijn om zijn huurverplichtingen na de ontruiming na te komen.
Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek van [verzoeker] tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling niet-ontvankelijk verklaard, omdat de benodigde stukken ontbraken. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om het verzoek aan te houden voor het completeren van de stukken, aangezien er nog geen begin is gemaakt met het minnelijk schuldsaneringstraject. De beslissing is genomen door mr. R. Cats, rechter, in samenwerking met A. van Groningen Schinkel, griffier, en is openbaar uitgesproken op 13 mei 2024.