Uitspraak
1.De procedure
2.De beoordeling van het verzoek
minnelijke schuldregelingen. Niet is gebleken dat de wetgever met de per 1 juli 2023 inwerking getreden wetswijzigingen deze doelstelling heeft willen loslaten. De WSNP fungeert dus nog steeds als ‘stok achter de deur’ voor een buitengerechtelijk schuldregelingsakkoord. In beginsel moet een WSNP-verzoek dan ook zijn vooraf-gegaan door een deugdelijke poging om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen en vergezeld te gaan met onder meer een zogenoemde 285-verklaring (artikel 285 lid 1 onder f Fw). Dit is “
een met redenen omklede verklaring dat er geen reële mogelijkheden zijn om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen”. Sinds 1 juli 2023 is in de wet opgenomen dat “
Als aannemelijk is dat onvoldoende aflossingsmogelijkheden bij de schuldenaar of andere omstandigheden het onmogelijk maken om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen, hoeft voor de afgifte van deze verklaring niet eerst een poging te zijn gedaan om tot een dergelijke regeling te komen.”
Verzoeker heeft te make met een beperkte afloscapaciteit vanwege zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder het feit dat zowel hij als zijn vriendin momenteel een uitkering ontvangen.”
Verzoeker bevindt zich momenteel in een juridisch geschil met zijn voormalige zakenpartner, mevrouw (…), ondanks een vaststellingsovereenkomst die hun formele scheiding regelde. Mevrouw (…) heeft onlangs een rechtszaak tegen verzoeker aangespannen, waarvan de uitspraak wordt verwacht in juni 2024. Dit heeft bijgedragen aan de complexiteit van zijn financiële situatie. Daarnaast heeft verzoeker te maken met een beperkte afloscapaciteit vanwege zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder het feit dat zowel hij als zijn vriendin momenteel een uitkering ontvangen.
zouden maken om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen. Dit is ter zitting ook niet duidelijk gemaakt. Mocht Zuidweg & Partners zich baseren op de veronderstelling dat de omvang van de gestelde schuldenlast en de inkomsten van [verzoeker] het onmogelijk maken om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen, dan volgt de rechtbank haar hier niet in. Schuldsaneringsregelingen waarin een gering uitkeringspercentage wordt aangeboden, zijn immers geen uitzondering en het ligt op de weg van de schuldhulpverlening om bij de schuldeisers na te gaan of de hier bedoelde veronderstelling correct is. Dit is niet gebeurd. Dit leidt ertoe dat de rechtbank er niet vanuit kan gaan dat het onmogelijk is om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen en dus dat de 285-verklaring niet correct is.
buitengerechtelijk traject een zo goed mogelijk beeld zal moeten bestaan van inkomsten, bezittingen en uitgaven. Van een schuldenaar moet dus worden gevergd dat deze