Overwegingen
1. Eiser is geboren op [Geboortedatum] en heeft de Libische nationaliteit. Op 25 november 2022 heeft hij een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in 2018 door milities is opgepakt en maandenlang gedetineerd heeft gezeten. Daarnaast heeft hij een huis van zijn vader geërfd. Echter, in dit huis woont sinds 1999 [Naam 2] (hierna: [Naam 2] ) met zijn familie. In november 2021 heeft eiser aangifte gedaan bij het Libische Openbaar Ministerie tegen [Naam 2] , omdat hij vervalste documenten heeft gebruikt om zich dit huis toe te eigenen. Op 1 september 2022 is [Naam 2] met drie andere mannen bij eiser in de winkel gekomen en hebben zij eiser bedreigd met de dood als hij de aangifte niet zou intrekken. Eiser heeft daarna de winkel gesloten en aangifte gedaan bij de politie tegen [Naam 2] . Vervolgens is eiser uit Libië vertrokken. Na aankomst van eiser in Nederland is eisers broertje ontvoerd voor losgeld. Eiser vermoedt dat [Naam 2] daarachter zit. Eiser vreest bij terugkeer naar Libië voor [Naam 2] vanwege de aangifte en het feit dat hij deel uitmaakt van de milities.
3. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser bij het bestreden besluit afgewezen als kennelijk ongegrond.Verweerder werpt eiser tegen dat hij zich zonder gegronde reden niet zo snel mogelijk na binnenkomst in Nederland heeft gemeld en kenbaar heeft gemaakt dat hij internationale bescherming wenst. Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Ook acht verweerder eisers detentie in 2018 geloofwaardig. Eisers problemen vanwege de erfenis vindt verweerder deels geloofwaardig. Verweerder vindt niet geloofwaardig dat [Naam 2] verbonden is aan een militie in Libië. Dit heeft eiser niet aannemelijk gemaakt. Volgens verweerder is de enkele beschrijving van de kleding van de milities onvoldoende om aan te nemen dat [Naam 2] ook zelf daadwerkelijk tot een militie behoort. Bovendien heeft eiser aangegeven dat hij alleen vermoedt dat [Naam 2] bij een militie is betrokken. Verweerder werpt eiser daarbij ook tegen dat niet valt in te zien waarom hij in het nader gehoor heeft verklaard van niemand te hebben gehoord dat [Naam 2] bij een militie hoort, terwijl eiser in de in de zienswijze heeft aangegeven dat hij zelf daar navraag naar heeft gedaan. Volgens verweerder doet deze tegenstrijdigheid afbreuk aan de geloofwaardigheid van eisers relaas. Verweerder acht verder wel geloofwaardig dat eisers broer is ontvoerd en is vrijgelaten na het betalen van losgeld. Verweerder vindt het echter niet geloofwaardig dat [Naam 2] achter die ontvoering van eisers broer zit. Volgens verweerder baseert eiser zich hierbij slecht op een vermoeden. Uit het gegeven dat eiser wilde terugkeren naar Libië om zijn broer vrij te krijgen, blijkt tevens volgens verweerder dat eiser zonder problemen zou kunnen terugkeren naar Libië. Verweerder stelt zich verder op het standpunt dat een enkele verwijzing naar de landenformatie en verschillende nieuwsartikelen onvoldoende is om een 15c-situatiein Libië aan te nemen. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat hij op grond van individuele omstandigheden een reëel risico loopt in Libië te worden geraakt door willekeurig geweld. Volgens verweerder zijn de geloofwaardig geachte elementen niet te herleiden tot een van de gronden van het Vluchtelingenverdrag.Daarnaast is niet aannemelijk dat eiser bij terugkeer naar Libië een reëel risico loopt op ernstige schade.
4. Eiser voert daartegen aan dat de aanvraag ten onrechte is afgewezen al kennelijk ongegrond. Eiser is namelijk wel op 18 november 2022 ingereisd, maar is verder gereisd naar Frankrijk om vervolgens terug te keren en zich direct te melden. Voorts heeft verweerder ten onrechte deels ongeloofwaardig geacht dat eiser problemen heeft gehad vanwege de erfenis. Verweerder heeft daarbij ten onrechte niet aannemelijk geacht dat [Naam 2] bij een militie hoort. Eiser verwijst hierbij naar facebookaccounts van [Naam 2] en een andere persoon. Het is logisch dat eiser informatie gaat zoeken over [Naam 2] nu hij zo veel problemen voor eiser heeft veroorzaakt. Dat maakt zijn relaas niet tegenstrijdig. Verder is het volgens eiser niet vreemd dat hij specifiek heeft verklaard dat hij problemen heeft met [Naam 2] en niet met de milities. Hij heeft immers tegen hem een aangifte gedaan. Uit eisers navraag is echter wel gebleken dat [Naam 2] tot een militie hoort. Dat maakt eisers vrees dat bij terugkeer de militie waartoe [Naam 2] behoort hem (opnieuw) het leven onmogelijk zal maken, aannemelijk. Eiser is van mening dat hij vanwege de (deels) geloofwaardig bevonden problemen onvoldoende bescherming krijgt van de Libische autoriteiten. De verwijzing naar de samenvatting van VluchtelingenWerk Nederland is bedoeld ter ondersteuning van eisers relaas. Uit de overlegde informatie volgt dat het relaas van eiser past bij hetgeen uit algemene en onafhankelijke bronnen volgt en om die reden zorgvuldig beoordeeld dient te worden. Het noemen van de naam van degene die eiser het leven zuur maakt, de aangifte die is overgelegd, de informatie die volgt uit algemene bronnen en de bijgevoegde facebookaccounts, maken dat eiser wel degelijk aannemelijk heeft gemaakt dat hij op grond van individuele omstandigheden een reëel risico loopt om het slachtoffer te worden van willekeurig geweld. Hierbij verwijst eiser ook naar een nieuwsbericht van Reutersvan 1 april 2024. Eiser meent dat het willekeurige geweld niet incidenteel voorkomt. Er is dan ook sprake van een 15c-situatie ten aanzien van Libië. Voorts merkt eiser op dat hij geen garanties heeft dat hij, als hij de aangifte zou hebben ingetrokken, niet alsnog vermoord zou worden. Op basis van de door hem geschetste gebeurtenissen vreest hij dat hij in Libië niet veilig zal zijn. Eiser verwijst hierbij naar de foto’s van de aanslag op zijn (voormalige) winkel. Ook merkt eiser op dat hij wenste terug te keren naar Libië omdat hij hoopte dat zijn broer dan zou worden vrijgelaten, ten koste van hemzelf. Dat is anders dan de conclusie van verweerder dat eiser bij terugkeer geen problemen zou krijgen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Wat in de gronden van beroep is aangevoerd kan niet leiden tot een geslaagd beroep. Het is immers aan eiser om zijn stellingen aannemelijk te maken middels zijn verklaringen en documenten en hierin is hij niet geslaagd.
6. Verweerder heeft geloofwaardig geacht dat eiser problemen heeft ondervonden met [Naam 2] vanwege de erfenis. Dat [Naam 2] deel uitmaakt van een militie heeft verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Verweerder heeft daarbij terecht aan eiser tegengeworpen dat het slechts een vermoeden van eiser betreft dat [Naam 2] tot een militie behoort. Dit vermoeden heeft eiser niet onderbouwd. Verweerder heeft hierbij kunnen betrekken dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over hoe hij weet dat [Naam 2] tot een militie behoort. Zo heeft eiser enerzijds in het nader gehoor verklaard dat hij alleen door de kleding dacht dat [Naam 2] bij een militie hoorde en dat hij heeft gehoord dat hij machtig was. Uit die verklaringen volgt niet dat eiser navraag heeft gedaan of [Naam 2] bij een militie hoort. In de zienswijze stelt eiser anderzijds dat hij wél navraag daarnaar heeft gedaan. Daarbij is van belang dat eiser zijn verklaringen hieromtrent niet bij de correcties en aanvullingen heeft aangevuld, maar pas bij de zienswijze naar voren heeft gebracht. Dit doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van eisers relaas. Nog daargelaten dat onduidelijk is of de door eiser overgelegde facebookaccounts daadwerkelijk van [Naam 2] zijn, heeft verweerder bovendien niet ten onrechte overwogen dat eiser met de facebook screenshots niet aannemelijk heeft gemaakt dat [Naam 2] daadwerkelijk tot een militie hoort. Tot slot heeft verweerder niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat het bevreemdend is dat eiser enerzijds stelt problemen te hebben met [Naam 2] en dat [Naam 2] bij een militie hoort, maar anderzijds verklaart dat hij geen problemen heeft met de milities. Dat het volgens eiser niet vreemd is dat hij specifiek heeft verklaard problemen te hebben met [Naam 2] en niet de milities omdat eiser aangifte tegen hem heeft gedaan, doet daar niet aan af.
7. Gelet op het voorgaande heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat eiser met zijn verklaringen niet aannemelijk heeft gemaakt dat [Naam 2] tot een militie behoort en om die reden bij terugkeer te vrezen te heeft voor de milities.
8. Om te kunnen spreken van een 15c-situatie, moet sprake zijn van een uitzonderlijke situatie waarin de mate van willekeurig geweld in een gewapend conflict dermate hoog is dat een ieder, enkel door zijn aanwezigheid aldaar, een reëel risico loopt op behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De Afdelingheeft bij haar uitspraak van 30 augustus 2023 geoordeeld dat een dergelijke situatie in Libië niet aan de orde is.
9. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat niet meer van dit oordeel van de Afdeling uitgegaan mag worden. Eiser is hierin niet geslaagd. Eiser heeft niet gesteld en onderbouwd op welke specifieke onderdelen de uitspraken van de Afdeling en de in die uitspraken genoemde landeninformatie is achterhaald. De informatie die eiser heeft overgelegd, past namelijk in het beeld dat van Libië bekend is en dat beeld is meegewogen bij de genoemde uitspraak van de Afdeling. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat in Libië geen sprake is van een 15c-situatie. Hoewel de veiligheidssituatie in Libië zorgelijk is, blijkt uit de door eiser aangehaalde algemene informatie over Libië echter niet dat daar sprake is van zodanig grootschalig, willekeurig en wijdverspreid geweld, dat aan de maatstaf van artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn is voldaan. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft verweerder gewezen op het algemeen ambtsbericht Libië van 2023 en de brieven van verweerder aan de Tweede Kamer van 5 april 2023 en 8 mei 2023. Zoals verweerder in de brief van 5 april 2023 heeft opgemerkt, blijkt uit het algemeen ambtsbericht van 2023 dat er een dalende trend zichtbaar is in het aantal burgerslachtoffers en geweldsincidenten, in vergelijking met het aantal doden gerapporteerd in het algemeen ambtsbericht van 2020.Daarnaast vinden er geen grootschalige gewapende conflicten meer plaats en was er geen sprake van aanhoudende vuurgevechten, maar wel van sporadische geweldsuitbarstingen. Gelet hierop heeft verweerder terecht geconcludeerd dat geen sprake is van grootschalig, willekeurig en wijdverspreid geweld in Libië.
10. Voorts heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij op grond van individuele omstandigheden risico loopt om slachtoffer te worden van willekeurig geweld. Verweerder heeft in dat verband terecht opgemerkt dat eiser in het nader gehoor heeft verklaard dat hij is vrijgelaten door het Libische Openbaar Ministerie. Hieruit blijkt dat eiser niet te vrezen heeft voor de Libische autoriteiten naar aanleiding van de ontvoering in 2018. Bovendien heeft eiser sinds 2018 geen problemen meer ondervonden van de milities. Dat eiser na dit incident vier jaar lang in Libië zonder problemen heeft gewoond, doet verder af aan de door hem gestelde vrees voor de milities. Ook merkt verweerder terecht op dat de arrestatie en detentie van eiser in 2018 niet persoonlijk op eiser was gericht. Uit eisers verklaringen blijkt immers dat hij toevallig op de verkeerde plek aanwezig was. Voorts heeft eiser, mede gelet op wat in rechtsoverweging 6s overwogen, zijn vrees om bij terugkeer naar Libië vermoord te worden door [Naam 2] niet aannemelijk gemaakt. Eiser heeft namelijk verklaard twee maanden na het incident met [Naam 2] in zijn eigen huis te hebben gewoond, terwijl eiser vrij zeker was dat [Naam 2] wist waar hij woonde. Bovendien heeft eiser geen problemen ondervonden in de twee maanden dat hij nog in Libië verbleef na het incident en nadat hij verschillende reisbewegingen maakte en weer terugkeerde naar zijn woonplaats. Ook is eiser niet direct uit Libië vertrokken toen hij de kans had. Uit eisers visumdossier blijkt namelijk dat zijn visum geldig was tussen 5 november en 20 december 2022. Eiser is echter pas op 18 november 2022 vertrokken. Dit alles doet verder afbreuk aan zijn gestelde vrees voor [Naam 2] en de milities. Voorts heeft eiser, mede gelet op het voorgaande, niet inzichtelijk gemaakt dat hij na het intrekken van de aangifte nog problemen zou hebben met [Naam 2]. Ten aanzien van de door eiser overgelegde foto’s van de kogelgaten in zijn (voormalige) winkel, merkt verweerder niet ten onrechte op dat niet aannemelijk is gemaakt dat er daadwerkelijk is geschoten op de winkel van eiser nu uit de foto’s niet blijkt dat dit een winkel van eiser was. Daarbij komt ook dat eiser hierover pas in de beroepsgronden heeft verklaard.
11. Nu genoemde problemen niet ten onrechte ongeloofwaardig zijn geacht, wordt eiser ook niet gevolgd in zijn stelling dat hij geen bescherming van de Libische autoriteiten kan krijgen tegen [Naam 2]. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd waarom hij vindt dat eiser niet kan worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag en dat eiser bij terugkeer naar Libië geen reëel risico loopt op ernstige schade.
12. Eiser is op 18 november 2022 Nederland ingereisd. Vervolgens is eiser naar Frankrijk gegaan om zijn mogelijkheden te onderzoeken omdat hij mogelijk wilde doorreizen. Op 25 november 2022 heeft hij zijn asielaanvraag in Nederland ingediend. Gelet hierop heeft verweerder terecht aan eiser tegengeworpen dat hij zich niet zo snel mogelijk heeft gemeld voor het vragen van asiel. Eiser is immers nog eerst naar Frankrijk gegaan. Eiser heeft niet uitgelegd waarom hij de noodzaak van internationale bescherming niet zo snel mogelijk kenbaar heeft gemaakt. Eisers asielaanvraag is dan ook terecht afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw.
13. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.