ECLI:NL:RBDHA:2024:1059

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 januari 2024
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
NL23.19826
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een alleenstaande man van Mongoolse nationaliteit, tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag met het besluit van 7 juli 2023 niet in behandeling genomen, omdat België verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag. Eiser heeft in zijn beroep aangevoerd dat de Belgische autoriteiten hem op een onmenselijke en vernederende manier hebben behandeld, in strijd met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank heeft de situatie in België onderzocht en geconcludeerd dat er onvoldoende garanties zijn dat eiser een adequate opvang zal krijgen na een overdracht naar België.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opvangsituatie voor niet-kwetsbare alleenstaande mannen in België onder druk staat en dat er geen reëel risico bestaat dat België zijn internationale verplichtingen zal nakomen. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is voor deze groep. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiser, met inachtneming van deze uitspraak. Eiser heeft recht op een vergoeding van zijn proceskosten, die door verweerder moet worden betaald.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de opvangsituatie in andere EU-lidstaten en de rechten van asielzoekers, vooral in het licht van de Dublinverordening.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.19826

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [v-nummer], eiser

(gemachtigde: mr. A.M.V. Bandhoe),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.T.M. Vroom-van Berckel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 7 juli 2023 niet in behandeling genomen omdat België verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
Bij brief van 19 september 2023 heeft verweerder de rechtbank verzocht om de behandeling van het beroep aan te houden en het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser, strekkende tot opschorting van het bestreden besluit, toe te wijzen. Verweerder had namelijk vragen gesteld aan de Belgische autoriteiten over de opvangsituatie van niet-kwetsbare Dublinclaimanten en wenste de reactie op voorgenoemde vragen af te wachten. Eiser heeft zich hier niet tegen verzet. De rechtbank heeft dit verzoek daarom toegewezen op 25 september 2023. [1]
1.2.
Verweerder heeft op 8 december 2023 op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 9 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt de Mongolische nationaliteit te hebben en geboren te zijn op [geboortedag] 1985. Uit Eurodac is gebleken dat eiser op 27 juli 2022 een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend in België. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 7 juli 2023 de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen omdat België ervoor verantwoordelijk is. [2]
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
3. Verweerder stelt ten onrechte dat hij ervan uit kan gaan dat België zijn internationale verplichtingen na zal komen. De Belgische autoriteiten hebben eiser op een onmenselijke en vernederende manier, en daarmee in strijd met artikel 3 van het EVRM [3] en artikel 4 van het Handvest [4] , behandeld. Er wordt ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat er voldoende toegang is tot noodopvang in België. Eiser behoort niet tot een kwetsbare groep waardoor op geen enkele wijze toegang tot opvang is gegarandeerd. Verweerder stelt daarnaast ten onrechte dat hij over eventuele schendingen kan klagen bij de Belgische autoriteiten. Eiser is geen mogelijkheid dan wel gelegenheid geboden om over de schendingen van zijn rechten te klagen. Onder verwijzing naar recente uitspraken [5] moet geconcludeerd worden dat de opvangsituatie van niet-kwetsbare groepen te onduidelijk is en dat verweerder daarom niet kan uitgaan van het vermoeden dat België zijn internationale verplichtingen zal nakomen. Verweerder had eisers asielaanvraag in behandeling moeten nemen of nader onderzoek moeten doen naar de situatie van niet-kwetsbare asielzoekers in België.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. In de uitspraak van deze rechtbank van 30 juni 2023 [6] is reeds geoordeeld dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat voor België kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel als het gaat om niet-kwetsbare alleenstaande mannelijke asielzoekers. Vanwege de huidige opvangsituatie in België is de kans namelijk zeer klein dat een alleenstaande niet-kwetsbare man opvang zal krijgen na een overdracht. De rechtbank is van oordeel dat de situatie sindsdien niet is gewijzigd en dat verweerder hier nog steeds niet in is geslaagd. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
5. Verweerder heeft betoogd dat niet in geschil is dat de opvangsituatie in België onder druk staat maar dat ook voor de groep niet-kwetsbare alleenstaande mannen geldt dat er geen reëel risico bestaat op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM bij een overdracht. Deze groep heeft weliswaar op dit moment geen directe toegang tot het reguliere opvangnetwerk maar zij kunnen zich wel inschrijven op een wachtlijst en zij maken daarnaast wel aanspraak op de noodopvang of de traditionele daklozenopvang. Ongeacht de opvangsituatie heeft deze groep recht op zowel medische als juridische bijstand en andere voorzieningen die zien op materiële basisbehoeften. Een situatie van zeer verregaande materiële deprivatie doet zich dan ook niet voor. Enkel de onzekerheid of opvang beschikbaar is na de overdracht is onvoldoende om aan te nemen dat er sprake is van een situatie waarin de drempel van zwaarwegendheid in de zin van het arrest Jawo [7] wordt bereikt. Niet iedere schending van een grondrecht, zoals het tijdelijk niet hebben van opvang [8] , heeft namelijk gevolgen voor de toepasselijkheid van de Dublinverordening. [9] Daarbij vindt verweerder van belang dat de Belgische autoriteiten niet onverschillig staan tegenover de opvangproblematiek nu zij werken aan uitbreiding en opschaling van opvangplekken, en dat het mogelijk is voor asielzoekers om te klagen over schendingen van internationale verplichtingen bij de Belgische autoriteiten.
6. De rechtbank volgt verweerder niet in dit betoog. Uit de informatie die verweerder heeft overgelegd blijkt namelijk niet dat de opvangsituatie voor niet-kwetsbare alleenstaande mannen in België is verbeterd sinds de uitspraak van 30 juni 2023. Sterker nog, de stukken die verweerder heeft overgelegd bieden eerder aanknopingspunten die wijzen op het tegendeel. Zo volgt uit de brief van de Belgische staatssecretaris voor Asiel en Migratie (hierna: staatssecretaris) van 26 september 2023 dat de wachtlijst voor het reguliere opvangnetwerk sinds 30 augustus 2023 is bevroren voor niet-kwetsbare alleenstaande mannen. Zij zullen dus niet kunnen doorstromen naar een reguliere opvangplek. Verweerder heeft ter zitting weliswaar opgemerkt dat er incidenteel toch plekken worden toegewezen aan alleenstaande mannen maar dit laat onverlet dat de kans op doorstroom zeer klein is. Dit blijkt ook uit de brief van 26 september 2023 waarin is vermeld dat er op 25 september 2023 nog 2.513 personen stonden ingeschreven op de wachtlijst. De Belgische autoriteiten werken weliswaar aan uitbreiding en opschaling van de opvangcapaciteit maar de website van Fedasil vermeldt de afgelopen maanden nog steeds dat enkel families, kinderen, vrouwen en andere kwetsbare personen in aanmerking komen voor de nieuw gecreëerde plekken en dat de wachtlijst nog onverminderd lang is. Ten aanzien van de niet reguliere noodopvang overweegt de rechtbank dat in de brief van Fedasil van 28 september 2023, die verweerder heeft overgelegd, staat dat zij niet kunnen aangeven of er voldoende opvangplekken beschikbaar zijn in de noodopvang. De berichten in de media schetsen in ieder geval tot op de dag van vandaag een onverkort droevig beeld van duizenden alleenstaande mannen die op straat moeten slapen. [10] Verweerders standpunt dat eiser zou kunnen klagen bij de Belgische autoriteiten kan ook niet worden gevolgd nu de Belgische staatssecretaris heeft aangekondigd geen gehoor te geven aan de uitspraak van de Belgische Raad van State van 13 september 2023 waarin het besluit van die staatssecretaris om voorlopig geen opvang te bieden aan alleenstaande niet-kwetsbare mannen is geschorst. [11] Ook blijkt uit de krantenartikelen [12] die eiser heeft overgelegd dat de Belgische staatssecretaris weigert om de duizenden dwangsommen te betalen die inmiddels zijn opgelegd door arbeidsrechtbanken wegens het niet aanbieden van een opvangplek. Gelet op die context heeft verweerder niet mogen stellen dat er een daadwerkelijk rechtsmiddel openstaat voor eiser tegen schendingen. Het mag weliswaar zo zijn dat de Belgische autoriteiten niet onverschillig staan tegenover de situatie van niet-kwetsbare alleenstaande mannen, maar dit doet er niet aan af dat er in België in feite veel te weinig (nood)opvangplekken voor deze groep beschikbaar zijn terwijl zij hier wel recht op hebben en hiertegen niet effectief kan worden opgekomen. Het beroep is gegrond.

Conclusie en gevolgen

7. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond en zal de rechtbank het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank ziet geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien of om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen op de aanvraag van eiseres met inachtneming van deze uitspraak.
8. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875,- [13]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter, in aanwezigheid van mr. J.J. Yilmaz, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 25 september 2023, NL23.19827 (niet gepubliceerd).
2.Op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Dublinverordening (Dvo).
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
5.Zie de uitspraken van de rechtbank Den Haag van 30 juni 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:9838, en de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam van 27 juni 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:5535.
7.Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:2018.
8.Zie het arrest van het Europese Hof van de Rechten van de Mens (EHRM) van 2 juli 2020, ECLI:CE:ECHR:2020:0702JUD00288201.
9.Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) van 21 december 2011, ECLI:EU:C:2011:865.
10.Zie bijvoorbeeld de berichten van de NOS van 21 december 2023 ‘Ook België vestigt hoop op migratiepact: ‘Situatie hier nog erger dan in Griekenland’ en van 3 januari 2024 ‘België wil met theaterstuk over de gevaren van migratie asielzoekers ontmoedigen’.
11.Zie bijvoorbeeld het artikel van de Volkskrant van 13 september 2023, ‘Belgische regering legt uitspraak rechter naast zich neer en houdt opvang gesloten voor mannen zonder gezin’.
12.Zie het bericht op de website van het AD van 29 augustus 2023, ‘België: Geen opvang meer voor alleenstaande mannelijke asielzoekers’, en het bericht op de website van de Telegraaf van 29 augustus 2023, ‘Geen opvang meer voor alleenstaande mannelijke asielzoekers in België: ‘Alleen gezinnen met kinderen’.
13.1 punt voor het indienen van een beroepschrift met een waarde per punt van € 875 bij een wegingsfactor 1.