ECLI:NL:RBDHA:2024:8243

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
NL24.16876
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Frankrijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 mei 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Somalische vrouw geboren in 2002, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, genomen op 17 april 2024, hield in dat de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling werd genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Dit was gebaseerd op de Dublinverordening, die bepaalt dat een lidstaat verantwoordelijk is voor de asielaanvraag als de aanvrager in het bezit is van een visum dat door die staat is afgegeven. Eiseres had een visum van Frankrijk dat geldig was van 13 september 2023 tot 11 maart 2024, en Nederland had een verzoek om overname gedaan, dat door Frankrijk op 12 maart 2024 was aanvaard.

Tijdens de zitting op 16 mei 2024 voerde eiseres aan dat zij niet op de hoogte was van het visum en dat Frankrijk niet in staat zou zijn om haar adequaat op te vangen, verwijzend naar een rapport dat een tekort aan opvangplekken in Frankrijk aantoont. De rechtbank overwoog dat het aan eiseres was om aan te tonen dat Frankrijk zijn verdragsverplichtingen niet nakomt, wat zij niet had gedaan. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat Frankrijk niet zou voldoen aan zijn verplichtingen onder de Dublinverordening. Eiseres had ook geen voldoende onderbouwing gegeven voor haar claim dat zij een jonge getraumatiseerde vrouw was die hulp nodig had.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiseres terecht niet in behandeling had genomen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en eiseres werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.16876

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres,

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M.R.F. Berte),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. L.S. Hartog).

Procesverloop

Bij besluit van 17 april 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1]
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 16 mei 2024 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is aanwezig A. Abdirahman. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedag] 2002 en de Somalische nationaliteit te hebben.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen. Uit onderzoek in EU-Vis is gebleken dat eiseres door de buitenlandse vertegenwoordiging van Frankrijk in het bezit is gesteld van een visum, dat geldig was van 13 september 2023 tot 11 maart 2024. Op grond van artikel 12, vierde lid, van de Dublinverordening [2] is Frankrijk daarmee verantwoordelijk voor de asielaanvraag. Nederland heeft op grond van dit artikel een verzoek om overname gedaan. Op 12 maart 2024 heeft Frankrijk het verzoek aanvaard, waarmee de verantwoordelijkheid van Frankrijk vaststaat.
3. Eiseres voert aan dat zij niet op de hoogte was en is van het feit dat zij in het bezit is geweest van een visum dat door de Franse autoriteiten is afgegeven. Verder kan ten aanzien van Frankrijk niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan. In Frankrijk zijn 50% te weinig opvangplekken, zodat sprake is van een aan het systeem gerelateerde tekortkoming in de opvangvoorzieningen. Ter onderbouwing hiervan verwijst zij naar het AIDA [3] -rapport van 11 mei 2023. Tot slot had verweerder op grond van artikel 17 van de Dublinverordening de asielaanvraag aan zich moeten trekken, omdat eiseres een jonge getraumatiseerde vrouw is die veel heeft meegemaakt en zij aangewezen is op hulp van anderen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Verweerder mag er, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, in beginsel vanuit gaan dat Frankrijk zijn verdragsverplichtingen nakomt. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat dit in haar geval anders is. Eiseres heeft dit niet aannemelijk gemaakt. Uit recente jurisprudentie van de Afdeling [4] blijkt dat ten aanzien van Frankrijk nog altijd kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [5] De Afdeling heeft bij haar oordeel het AIDA-rapport van 11 mei 2023 betrokken. In hetgeen eiseres heeft aangevoerd, wordt geen aanleiding gezien om tot een ander oordeel te komen. Mocht zij na overdracht naar Frankrijk van mening zijn dat Frankrijk zijn verplichtingen niet nakomt, ligt het op haar weg om daarover in Frankrijk te klagen bij de (hogere) autoriteiten of de daartoe geëigende instanties. Dat dit voor haar niet mogelijk, uiterst moeilijk of bij voorbaat zinloos is, is niet gebleken. Ook is niet gebleken dat de autoriteiten van Frankrijk haar niet zouden kunnen of willen helpen. De enkele opmerking dat zij niet op de hoogte was van het feit dat zij in het bezit is geweest van een visum kan niet leiden tot enig resultaat.
5. Tot slot heeft verweerder in de door eiseres aangevoerde omstandigheden ook geen aanleiding hoeven zien om de asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich te trekken. De overigens niet onderbouwde stelling dat eiseres een jonge getraumatiseerde vrouw is die veel heeft meegemaakt en op hulp van anderen is aangewezen, heeft verweerder niet bijzonder genoeg kunnen vinden dat eiseres daarom in Nederland moet verblijven.
6. Verweerder heeft, gelet op het voorgaande, de asielaanvraag van eiseres terecht niet in behandeling genomen. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Asylum Information Database.
4.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.ABRvS 2 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1863.