ECLI:NL:RBDHA:2024:8239
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een verblijfsvergunning op basis van familie- of gezinsleven
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de ongegrondverklaring van haar bezwaar tegen de afwijzing van haar aanvraag voor verblijf als familie- of gezinslid bij haar vader. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 13 oktober 2021 afgewezen, en het bezwaar van eiseres is bij het besluit van 1 februari 2024 opnieuw afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 22 april 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiseres als de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van beschermenswaardig familie- en gezinsleven volgens artikel 8 van het EVRM. Eiseres, geboren op 3 mei 2001 en met de Sierra Leoonse nationaliteit, heeft nooit in gezinsverband met haar vader, die in Nederland verblijft op basis van een verblijfsvergunning asiel, samengeleefd. De staatssecretaris stelt dat er geen hechte persoonlijke banden zijn aangetoond en dat de afhankelijkheid tussen eiseres en haar vader niet meer dan gebruikelijk is. Eiseres heeft weliswaar financiële steun ontvangen, maar de staatssecretaris heeft niet kunnen vaststellen dat er sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de familieband tussen eiseres en haar vader niet onder de reikwijdte van artikel 8 van het EVRM valt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiseres geen recht heeft op vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending.