ECLI:NL:RBDHA:2024:8166

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
C/09/663174 / JE RK 24-490
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige na positieve ontwikkelingen in thuissituatie en schoolgang

In deze zaak heeft de kinderrechter op 7 mei 2024 uitspraak gedaan over het verzoek van de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden, om de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige] te verlengen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat twee van de drie doelen van de ondertoezichtstelling zijn behaald: er is een stabiele en veilige thuissituatie gerealiseerd en de schoolgang van [minderjarige] is verbeterd. De minderjarige, geboren in 2009, woont bij zijn vader, en de zorgen over zijn schoolprestaties zijn afgenomen. De hulpverlening die is aangeboden, heeft echter niet het gewenste effect gehad, omdat zowel de vader als de minderjarige niet bereid zijn om hulp te accepteren. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de resterende doelen van de ondertoezichtstelling, zoals het bevorderen van onbelast contact tussen de minderjarige en beide ouders, niet haalbaar zijn. De kinderrechter heeft daarom geoordeeld dat er geen sprake meer is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging en heeft het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, I.M. Kroon, en is op schrift gesteld op 24 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/663174 / JE RK 24-490
Datum uitspraak: 7 mei 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 18 maart 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 7 mei 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader;
  • de moeder;
  • [naam] , namens de gecertificeerde instelling.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een e-mail aan de kinderrechter gestuurd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter de e-mail van [minderjarige] voorgelezen. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige] is gedurende het huwelijk van de vader en de moeder geboren.
2.2.
Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
2.3.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.4.
[minderjarige] woont bij zijn vader.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 15 september 2023 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 15 mei 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Sinds de indiening van het verzoekschrift is de situatie van [minderjarige] in positieve zin veranderd. De zorgen over zijn schoolgang zijn afgenomen. Eerder was het de verwachting dat [minderjarige] het schooljaar niet zou halen waardoor hij opnieuw een niveau zou zakken en van school zou moeten veranderen. Inmiddels heeft [minderjarige] een cijferlijst waarmee hij over kan gaan naar de derde klas. De hulpverlening van Groeii is in oktober jl. gestart en wordt binnenkort afgesloten. Groeii ziet geen zorgen meer in de thuissituatie van de vader en heeft daarom geen nieuwe doelen opgesteld. De afgelopen jaren is ingezet op verschillende vormen van individuele hulpverlening voor [minderjarige] . Deze hulpverlening is echter onvoldoende van de grond gekomen, onder meer omdat [minderjarige] niet gemotiveerd is voor hulpverlening. De gecertificeerde instelling heeft verder zorgen over het beperkte contact tussen [minderjarige] en de moeder. Hiervoor kan intensieve hulpverlening worden ingezet, maar de gecertificeerde instelling betwijfelt of [minderjarige] bereid is deze hulpverlening te accepteren. Ook vindt de gecertificeerde instelling het zorgelijk dat de onderlinge communicatie tussen de vader en de moeder nog altijd moeizaam verloopt. De gecertificeerde instelling vraagt zich af welke rol zij hierin kan spelen nu deze problematiek al jaren voortduurt en het tot op heden niet is gelukt de situatie te verbeteren. Een ander struikelpunt is dat de vader, net als [minderjarige] , niet bereid is om hulpverlening te accepteren. De gecertificeerde instelling verwacht niet dat dit in de komende periode zal veranderen. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling dan ook verklaard twijfels te hebben over het nut en de effectiviteit van de ondertoezichtstelling.

4.De standpunten

4.1.
Door de moeder is ingestemd met het verzochte. De moeder heeft haar zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] geuit en stelt dat er geen verandering in de huidige situatie kan komen als hulpverlening alsmaar wordt gestaakt. De moeder ziet graag een uitbereiding van de omgangsregeling. Daarnaast geeft de moeder aan open te staan voor hulpverlening en voor Parallel Solo Ouderschap.
4.2.
Door de vader is verweer gevoerd tegen het verzochte. De vader brengt naar voren dat de zorgen de afgelopen periode zijn verminderd. Er is een positieve verandering in het gedrag van [minderjarige] te zien en de huidige problematiek is geen reden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling. Ook geeft de vader aan niet meer open te staan voor verdere hulpverlening.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter overweegt het volgende. De afgelopen periode hebben zich positieve ontwikkelingen voorgedaan. Zo zijn er door Groeii, de organisatie die opvoedondersteuning heeft geboden aan de vader, geen zorgen meer geconstateerd in de thuissituatie bij de vader. Ook gaat het met [minderjarige] veel beter op school waardoor het in de lijn der verwachting ligt dat hij zal overgaan naar de volgende klas. De kinderrechter stelt vast dat daarmee in elk geval twee doelen van de ondertoezichtstelling, te weten het realiseren van een stabiele en veilige thuissituatie voor [minderjarige] en de schoolgang van [minderjarige] , behaald zijn. Het beperkte contact tussen [minderjarige] en de moeder blijft echter een punt van zorg. Ook blijft het zorgelijk dat het de vader en de moeder onvoldoende lukt om in het belang van [minderjarige] te communiceren. De gecertificeerde instelling heeft ter zitting verklaard dat voor de verbetering van het contact tussen [minderjarige] en de moeder alsook voor de verbetering van de communicatie tussen ouders intensieve hulpverlening kan worden ingezet. Ter zitting is echter ook gebleken dat de vader niet (langer) bereid is hulpverlening te accepteren terwijl [minderjarige] in de afgelopen periode heeft laten zien niet gemotiveerd te zijn voor hulpverlening. Daarmee lijken de resterende doelen van de ondertoezichtstelling, te weten onbelast contact tussen [minderjarige] en beide ouders en het leren uiten van gedrag en emoties door [minderjarige] , vooralsnog niet haalbaar. Het aanbieden van hulpverlening aan iemand die niet bereid is hulpverlening te accepteren, zal immers niet tot verbetering leiden. Hoewel er dus nog steeds zorgen zijn over de ontwikkeling van [minderjarige] , is de kinderrechter van oordeel dat van een ernstige ontwikkelingsbedreiging niet langer sprake is. Zo daar echter al sprake van zou zijn, geldt dat de kinderrechter grote twijfels heeft over de effectiviteit en de doelmatigheid van het laten voortduren van de ondertoezichtstelling. In de afgelopen periode is gebleken dat voor het wegnemen van de resterende zorgen hulpverlening zou moeten worden ingezet. Nu [minderjarige] en de vader hebben verklaard daarvoor niet (langer) gemotiveerd te zijn, is het kader van de ondertoezichtstelling niet langer geschikt om deze zorgen weg te nemen. Dit betekent dat de kinderrechter het verzoek zal afwijzen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.E. Schotte, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2024, in aanwezigheid van I.M. Kroon als griffier, en op schrift gesteld op 24 mei 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.