In deze zaak heeft de kinderrechter op 7 mei 2024 een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2015. De kinderrechter heeft vastgesteld dat zowel de vader als de moeder van de minderjarige van mening zijn dat het in het belang van het kind is om in een pleeggezin te blijven. De vader heeft aangegeven dat hij niet langer werkt aan de thuisplaatsing van de minderjarige en dat hij inziet dat het beter is voor het kind om in het pleeggezin op te groeien. De moeder steunt deze beslissing en heeft aangegeven dat zij een positieve verandering ziet in het gedrag van de minderjarige.
De kinderrechter heeft in haar beoordeling de beschikking van 28 december 2023 meegenomen, waarin de minderjarige onder toezicht is gesteld en de machtiging tot uithuisplaatsing is verlengd. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren voortgezet, waarbij de pleegouders en de moeder aanwezig waren. De vader en zijn advocaat waren niet verschenen, ondanks dat zij correct waren opgeroepen.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige, en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kinderrechter complimenteert de ouders met hun positieve inzet voor de minderjarige en het moedige besluit dat zij hebben genomen om het belang van het kind voorop te stellen. De machtiging tot uithuisplaatsing is verlengd tot 8 januari 2025.