ECLI:NL:RBDHA:2024:8165

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
C/09/656415 / JE RK 23-2222
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het belang van de verzorging en opvoeding

In deze zaak heeft de kinderrechter op 7 mei 2024 een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2015. De kinderrechter heeft vastgesteld dat zowel de vader als de moeder van de minderjarige van mening zijn dat het in het belang van het kind is om in een pleeggezin te blijven. De vader heeft aangegeven dat hij niet langer werkt aan de thuisplaatsing van de minderjarige en dat hij inziet dat het beter is voor het kind om in het pleeggezin op te groeien. De moeder steunt deze beslissing en heeft aangegeven dat zij een positieve verandering ziet in het gedrag van de minderjarige.

De kinderrechter heeft in haar beoordeling de beschikking van 28 december 2023 meegenomen, waarin de minderjarige onder toezicht is gesteld en de machtiging tot uithuisplaatsing is verlengd. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren voortgezet, waarbij de pleegouders en de moeder aanwezig waren. De vader en zijn advocaat waren niet verschenen, ondanks dat zij correct waren opgeroepen.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige, en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kinderrechter complimenteert de ouders met hun positieve inzet voor de minderjarige en het moedige besluit dat zij hebben genomen om het belang van het kind voorop te stellen. De machtiging tot uithuisplaatsing is verlengd tot 8 januari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/656415 / JE RK 23-2222
Datum uitspraak: 7 mei 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2015 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. R.P.M. Duijndam te Lisse,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. A.A.G. Balkenende te Katwijk,
[naam 1]en
[naam 2],
hierna te noemen: de pleegouders,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 28 december 2023 heeft de kinderrechter [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 8 januari 2025 en de machtiging verlengd om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg tot 8 juli 2024. Het verzoek is voor het overige aangehouden.
1.2.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- de beschikking van 28 december 2023;
- de schriftelijke update met bijlage van de gecertificeerde instelling van 18 maart 2024.
1.3.
Op 7 mei 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam 3] , namens de gecertificeerde instelling;
  • de moeder met haar advocaat;
- de pleegouders.
De vader en zijn advocaat zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader en zijn advocaat wel juist zijn opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
Voor de feiten verwijst de kinderrechter naar de beschikking van 28 december 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft de kinderrechter verzocht het aangehouden deel van het verlengingsverzoek eerder te behandelen. De aanleiding daarvoor is dat de vader in maart jl. bij de gecertificeerde instelling heeft aangegeven dat hij vindt dat het beter is als [minderjarige] opgroeit in het pleeggezin. De gecertificeerde instelling heeft vervolgens met de moeder gesproken over het eerder nemen van een opvoedbesluit zodat er op korte termijn duidelijkheid komt over het perspectief van [minderjarige] . De moeder heeft aangegeven zich erin te kunnen vinden dat [minderjarige] bij het pleeggezin opgroeit. De gecertificeerde instelling heeft vervolgens het perspectief van [minderjarige] bepaald bij de pleegouders. Er is sprake van forse hechtingsproblematiek bij [minderjarige] waarvoor hulpverlening nodig is. Door het nemen van het opvoedbesluit heeft [minderjarige] inmiddels kunnen starten met behandeling voor trauma- en hechtingsproblematiek bij Youz. Ook wordt hulpverlening ingezet voor de moeder, de vader en de stiefmoeder, en de pleegouders. De gecertificeerde instelling is voornemens om opvoedondersteuning in te zetten tijdens de omgangsmomenten met de vader en stiefmoeder. De omgangsmomenten met de moeder verlopen voorspoedig.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de moeder is ingestemd met het verzochte. De moeder geeft aan dat zij een positieve verandering ziet in het gedrag van [minderjarige] . Zij vindt het naar dat [minderjarige] in het pleeggezin zal blijven, maar begrijpt dat dit in het belang van [minderjarige] is. De moeder zou graag zien dat de contactmomenten met [minderjarige] worden uitgebreid.
4.2.
De pleegouders hebben zich niet uitdrukkelijk uitgelaten over het verzochte. Door de pleegouders is naar voren gebracht dat [minderjarige] het lastig vindt om met emoties om te gaan. Ook zijn de overgangen van de bezoekmomenten naar het pleeggezin niet gemakkelijk waardoor [minderjarige] terugvalt in zijn oude gedrag. [minderjarige] is inmiddels gestart met behandeling bij Youz en de pleegouders verwachten dat dit binnenkort ook merkbaar zal zijn aan zijn gedrag. Om hier op een goede manier mee om te kunnen gaan krijgen de pleegouders extra ondersteuning. De pleegouders benadrukken dat het contact met de moeder prettig verloopt en complimenteren de moeder met de manier waarop zij met hen en [minderjarige] omgaat.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. De vader heeft in maart jl. aan de gecertificeerde instelling laten weten dat wat hem betreft het werken aan thuisplaatsing van [minderjarige] bij hem en de stiefmoeder niet langer wenselijk is en dat hij (zij het met pijn in het hart) inziet dat het voor [minderjarige] het beste is als hij in het pleeggezin opgroeit. Ook de moeder is van mening dat de plaatsing van [minderjarige] in het pleeggezin in zijn belang is. Dit is voor de gecertificeerde instelling aanleiding geweest om, eerder dan gepland, een opvoedbesluit te nemen en vast te stellen dat het opvoedperspectief van [minderjarige] niet langer bij de ouders, maar in het pleeggezin ligt. De pleegouders kunnen voldoen aan de bovengemiddelde opvoedbehoefte van [minderjarige] en worden door de hulpverlening ondersteund om met die specifieke opvoedbehoefte om te gaan. Omdat het perspectief van [minderjarige] nu duidelijk is, heeft hij inmiddels kunnen starten met behandeling bij Youz waar gewerkt kan worden aan zijn trauma- en hechtingsproblematiek. Verder moet in de komende periode duidelijk worden op welke manier de ouders invulling aan hun ouderrol kunnen gaan geven. [minderjarige] heeft op dit moment omgangsmomenten met zijn beide ouders. De omgangsmomenten met de moeder verlopen zonder problemen. Voor de omgangsmomenten met de vader en stiefmoeder zal de gecertificeerde instelling hulpverlening van YouthTurn inzetten. De moeder zou graag zien dat de omgangsmomenten worden uitgebreid. De kinderrechter geeft de gecertificeerde instelling echter mee dat bij de afweging om de omgang al dan niet uit te breiden, steeds het belang van [minderjarige] voorop moet staan.
5.3.
Met het nemen van dit opvoedbesluit hebben de vader, de moeder en [minderjarige] de duidelijkheid gekregen waar zij recht op hebben en waaraan zij ook behoefte hadden. De kinderrechter complimenteert beide ouders met de positieve manier waarop zij zich, binnen de grenzen van hun eigen mogelijkheden, voor [minderjarige] inzetten en met het moedige (maar ook moeilijke) besluit dat zij hebben genomen. Hiermee hebben de vader en de moeder laten zien dat zij in het belang van [minderjarige] willen handelen. Ten slotte complimenteert de kinderrechter de ouders met de positieve manier waarop zij omgaan met de pleegouders.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 8 januari 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2024 door mr. E.E. Schotte, kinderrechter, in aanwezigheid van I.M. Kroon als griffier, en op schrift gesteld op
24 mei 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.