ECLI:NL:RBDHA:2024:8113
Rechtbank Den Haag
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag, niet-ontvankelijkheid wegens ontbreken procesbelang
In deze zaak heeft de opposant, vertegenwoordigd door mr. A. Habib-Portier, verzet ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin zijn beroep tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag niet-ontvankelijk werd verklaard. De opposant had op 12 juli 2022 een asielaanvraag ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat hij te vroeg een ingebrekestelling had ingediend, omdat de beslistermijn was verlengd met 9 maanden op basis van WBV 2022/22. De rechtbank had op 29 november 2023 geoordeeld dat de opposant prematuur beroep had ingesteld.
Tijdens de behandeling van het verzet op 21 maart 2024 was de opposant niet verschenen. De rechtbank beoordeelde of het verzet gegrond was, met de focus op de vraag of de eerdere uitspraak zonder zitting had mogen plaatsvinden. De rechtbank concludeerde dat de opposant geen procesbelang meer had, aangezien op 14 april 2023 alsnog op zijn aanvraag was beslist. Hierdoor was het verzet niet-ontvankelijk.
De rechtbank overwoog ook of de staatssecretaris tot vergoeding van de proceskosten moest worden veroordeeld, maar vond geen aanleiding hiertoe. De rechtbank handhaafde de eerdere uitspraak en verklaarde het verzet niet-ontvankelijk, wat betekent dat de eerdere beslissing in stand blijft. De opposant kreeg geen vergoeding van zijn proceskosten en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.