ECLI:NL:RBDHA:2024:808

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 januari 2024
Publicatiedatum
25 januari 2024
Zaaknummer
NL24.641
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het voortduren van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 19 januari 2024, wordt het beroep van eiseres tegen het voortduren van de aan haar opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel is opgelegd op 11 september 2023 op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres heeft eerder beroep aangetekend, waarover op 24 oktober 2023 is beslist. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft een voortgangsrapportage overgelegd, waarop eiseres heeft gereageerd. Tijdens de zitting op 16 januari 2024 is eiseres niet verschenen, terwijl de gemachtigde van de staatssecretaris wel aanwezig was.

De rechtbank heeft beoordeeld of het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is, aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de maatregel van bewaring rechtmatig is. Eiseres betoogde dat er geen zicht op uitzetting was, omdat de Tunesische autoriteiten nog geen laissez-passer hadden afgegeven. De rechtbank oordeelt echter dat het enkele feit dat er geen bericht is ontvangen, niet betekent dat er geen zicht op uitzetting is. De staatssecretaris heeft terecht gesteld dat de procedure enige tijd kan vergen en dat eiseres zelf contact kan opnemen met de Tunesische autoriteiten om de procedure te bespoedigen.

De rechtbank wijst ook het verzoek om schadevergoeding af en stelt dat de staatssecretaris de proceskosten van eiseres niet hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.641

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 januari 2024 in de zaak tussen

[eiseres], v-nummer [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. M.H.K. van Middelkoop),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. S. Bozkurt).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het voortduren van de aan haar opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Deze maatregel is opgelegd op 11 september 2023.
1.1.
De rechtbank heeft deze maatregel eerder getoetst. Op dit beroep is beslist bij uitspraak van 24 oktober 2023. [1]
1.2.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiseres heeft daarop gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 16 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. Het beroep is ongegrond. Het voortduren van de maatregel van bewaring is rechtmatig. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
4. Als de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 of bij de afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, dan verklaart zij het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. [2]
4.1.
Uit de uitspraak van 24 oktober 2023 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 17 oktober 2023) rechtmatig is.
Ontbreekt het zicht op uitzetting?
5. Eiseres betoogt dat zicht op uitzetting in haar geval ontbreekt. De staatssecretaris heeft op 18 september 2023 bij de Tunesische autoriteiten verzocht om afgifte van een laissez-passer, maar tot nu toe geen bericht van hen ontvangen. Er is nog geen presentatie in persoon gepland en er zijn geen andere aanknopingspunten waaruit kan worden afgeleid dat aan eiseres binnen redelijke termijn een laissez-passer zal worden verstrekt. Eiseres stelt bovendien dat het de vraag is of de Tunesische autoriteiten in het algemeen vervangende reisdocumenten voor een gedwongen terugkeer verstrekken.
5.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat uit de rechtspraak volgt dat het zicht op uitzetting naar Tunesië in het algemeen niet ontbreekt. [3] Verder kan uit het enkele feit dat de Tunesische autoriteiten na 18 september 2023 niets meer over de aanvraag om een laissez-passer hebben meegedeeld, niet worden afgeleid dat zicht op uitzetting naar Tunesië voor eiseres ontbreekt. Dit betekent namelijk niet dat de Tunesische autoriteiten de aanvraag niet meer in behandeling hebben of dat zij geen laissez-passer aan eiseres zullen verstrekken. Bovendien heeft de staatssecretaris op de zitting toegelicht dat de Tunesische autoriteiten voor de afgifte van een laissez-passer niet standaard een presentatie in persoon vereisen, maar dat zij de identiteit en nationaliteit van hun onderdanen op andere wijze vaststellen. De rechtbank ziet geen reden om aan die toelichting te twijfelen. Voor zover eiseres heeft betoogd dat de procedure tot afgifte van een laissez-passer lang duurt, overweegt de rechtbank dat aan de Tunesische autoriteiten enige tijd mag worden gegund om de afgifte van een laissez-passer in orde te maken en stelt de staatssecretaris terecht dat eiseres deze procedure kan bespoedigen door contact op te nemen met de Tunesische autoriteiten, maar dat tot op heden weigert te doen. [4]
Werkt de staatssecretaris onvoldoende voortvarend aan de uitzetting?
6. Het betoog van eiseres dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend aan de uitzetting werkt, omdat in de maand november 2023 geen vertrekgesprek met haar heeft plaatsgevonden, slaagt niet. Dit betoog is feitelijk onjuist. De staatssecretaris stelt namelijk terecht dat uit het dossier blijkt dat er op 27 november 2023 een vertrekgesprek met eiseres heeft plaatsgevonden, waarvan het verslag op 4 december 2023 is opgemaakt.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
7. Los van de door eiseres aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiseres verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor het voortduren van deze maatregel niet is voldaan. [5]

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de maatregel van bewaring in stand blijft. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De staatssecretaris hoeft de proceskosten van eiseres niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.B. ter Beke, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 24 oktober 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:16975.
2.Dat staat in artikel 96, derde lid, van de Vw 2000.
3.ABRvS 30 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3990.
4.Zie bijvoorbeeld het verslag van het vertrekgesprek van 12 januari 2024.
5.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.