In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 19 januari 2024, wordt het beroep van eiseres tegen het voortduren van de aan haar opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel is opgelegd op 11 september 2023 op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres heeft eerder beroep aangetekend, waarover op 24 oktober 2023 is beslist. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft een voortgangsrapportage overgelegd, waarop eiseres heeft gereageerd. Tijdens de zitting op 16 januari 2024 is eiseres niet verschenen, terwijl de gemachtigde van de staatssecretaris wel aanwezig was.
De rechtbank heeft beoordeeld of het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is, aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de maatregel van bewaring rechtmatig is. Eiseres betoogde dat er geen zicht op uitzetting was, omdat de Tunesische autoriteiten nog geen laissez-passer hadden afgegeven. De rechtbank oordeelt echter dat het enkele feit dat er geen bericht is ontvangen, niet betekent dat er geen zicht op uitzetting is. De staatssecretaris heeft terecht gesteld dat de procedure enige tijd kan vergen en dat eiseres zelf contact kan opnemen met de Tunesische autoriteiten om de procedure te bespoedigen.
De rechtbank wijst ook het verzoek om schadevergoeding af en stelt dat de staatssecretaris de proceskosten van eiseres niet hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.