ECLI:NL:RBDHA:2024:8077
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen voortduring maatregel van bewaring ex artikel 59 Vw
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 28 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortduring van een maatregel van bewaring, opgelegd aan eiser op 25 februari 2024 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De maatregel van bewaring was gebaseerd op artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiser, van Marokkaanse nationaliteit, had beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. Op 6 mei 2024 heeft de staatssecretaris de maatregel opgeheven, maar eiser stelde dat de bewaring onrechtmatig was en dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend had gehandeld. De rechtbank heeft het beroep op 24 mei 2024 behandeld, waarbij eiser niet aanwezig was, maar de staatssecretaris vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring eerder rechtmatig was bevonden en dat de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel zich beperkt tot de periode na de sluiting van het vorige onderzoek op 12 april 2024. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende voortvarend heeft gehandeld en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de verklaringen van de staatssecretaris over de voortgang van de procedure. De rechtbank oordeelt dat er zicht op uitzetting naar Marokko is en dat de staatssecretaris terecht geen lichter middel heeft opgelegd aan eiser, die niet uit eigen beweging naar Marokko wil terugkeren.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder, griffier, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.