ECLI:NL:RBDHA:2024:8059

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
AWB 23_10113
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake tijdelijke bescherming

In deze zaak heeft eiser op 1 september 2023 beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 15 augustus 2023 was genomen. Dit besluit beëindigde het recht van eiser op tijdelijke bescherming op basis van Richtlijn 2001/55/EG. Op 26 februari 2024 heeft de staatssecretaris dit bestreden besluit ingetrokken. De rechtbank heeft eiser gevraagd of deze intrekking voor hem aanleiding was om het beroep in te trekken, maar eiser heeft hierop niet gereageerd.

De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in zijn beroepschrift geen gronden heeft vermeld. Dit is een vereiste volgens de Awb, en de rechtbank heeft eiser meerdere keren verzocht om dit verzuim te herstellen. Ondanks deze verzoeken heeft eiser geen reactie gegeven en zijn de brieven retour gezonden.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat er geen verontschuldiging voor het ontbreken van de beroepsgronden is en dat eiser geen inhoudelijk belang meer heeft bij het voortzetten van het beroep. Daarom heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van de zaak plaatsvond. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers AWB 23/10113

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [v-nummer]
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 1 september 2023 beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 15 augustus 2023 (het bestreden besluit), waarmee zijn recht op tijdelijke bescherming op grond van Richtlijn 2001/55/EG wordt beëindigd.
Op 26 februari 2024 heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken.
De rechtbank heeft aan eiser gevraagd of de intrekking van het bestreden besluit voor hem aanleiding is om het beroep in te trekken. Op deze vraag heeft eiser niet gereageerd.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Iemand die beroep instelt, moet in het beroepschrift de gronden van het beroep vermelden. Dat houdt in: zeggen op welke specifieke punten hij of zij het niet eens is met het bestreden besluit. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank na een herstelmogelijkheid het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren.
2. Eiser heeft geen beroepsgronden vermeld in het beroepschrift. De rechtbank heeft eiser in haar brief van 10 oktober 2023 verzocht om dit verzuim binnen vier weken te herstellen. Omdat de rechtbank op dit verzoek geen reactie heeft ontvangen, heeft zij eiser per aangetekend schrijven op 15 november 2023 nogmaals gevraagd de gronden van het beroep aan te vullen. Deze brief is geweigerd en retour gezonden. Op 5 december heeft de rechtbank aan eiser voor de derde keer gevraagd zijn gronden van het beroep op te sturen. Ook op dit verzoek heeft eiser niet gereageerd.
3. Op 26 februari 2024 heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken en aan eiser gevraagd of de intrekking voor hem reden is om het beroep in te trekken. Deze vraag is herhaald door de rechtbank in haar brief van 28 februari 2024.
4. Omdat eiser geen gronden heeft ingediend en ook geen reden heeft gegeven voor dit verzuim is er geen verontschuldiging voor het ontbreken van de beroepsgronden gebleken. Het is de rechtbank bovendien niet gebleken dat eiser nog een inhoudelijk belang heeft bij het voortzetten van dit beroep. [1]
5. Gelet hierop is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Zie ook de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats van 16 april 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:5415.