ECLI:NL:RBDHA:2024:8032
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Tadzjiekse eiser wegens ongeloofwaardige politieke activiteiten en vrees voor vervolging
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 27 mei 2024, wordt het beroep van een Tadzjiekse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag behandeld. De eiser, die op 6 januari 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel indiende, stelt dat hij vanwege zijn politieke overtuiging en activiteiten in Tadzjikistan vreest voor vervolging. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 17 april 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond, met de conclusie dat de politieke activiteiten van de eiser ongeloofwaardig zijn en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij te vrezen heeft voor de Tadzjiekse autoriteiten.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat de eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims. De eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat zijn politieke activiteiten, waaronder een livestreamtoespraak waarin hij kritiek uitte op de Tadzjiekse president, daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris voldoende rekening heeft gehouden met de omstandigheden van de eiser, waaronder zijn medische achtergrond en de taalbarrière tijdens de gehoren.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de asielaanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. De eiser heeft niet aangetoond dat hij bij terugkeer naar Tadzjikistan te vrezen heeft voor vervolging op basis van zijn politieke overtuiging of religieuze uitingen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van de staatssecretaris.