ECLI:NL:RBDHA:2024:8032

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 mei 2024
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
NL24.17737
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Tadzjiekse eiser wegens ongeloofwaardige politieke activiteiten en vrees voor vervolging

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 27 mei 2024, wordt het beroep van een Tadzjiekse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag behandeld. De eiser, die op 6 januari 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel indiende, stelt dat hij vanwege zijn politieke overtuiging en activiteiten in Tadzjikistan vreest voor vervolging. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 17 april 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond, met de conclusie dat de politieke activiteiten van de eiser ongeloofwaardig zijn en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij te vrezen heeft voor de Tadzjiekse autoriteiten.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat de eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims. De eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat zijn politieke activiteiten, waaronder een livestreamtoespraak waarin hij kritiek uitte op de Tadzjiekse president, daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris voldoende rekening heeft gehouden met de omstandigheden van de eiser, waaronder zijn medische achtergrond en de taalbarrière tijdens de gehoren.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de asielaanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. De eiser heeft niet aangetoond dat hij bij terugkeer naar Tadzjikistan te vrezen heeft voor vervolging op basis van zijn politieke overtuiging of religieuze uitingen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van de staatssecretaris.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.17737

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M.K. Bulthuis),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. G.J. Douma).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser stelt van Tadzjiekse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum]. Hij heeft op 6 januari 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 17 april 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Daarnaast heeft de staatssecretaris bepaald dat eiser Nederland binnen vier weken moet verlaten, dat hij terug moet keren naar Tadzjikistan en dat aan hem een inreisverbod van twee jaar wordt opgelegd.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 16 mei 2024, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening (NL24.17738), op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat in Tadzjikistan geen vrijheid en geen democratie is. Eiser zet zich in voor de vrijheid van meningsuiting en hij heeft op [datum] vanuit Oekraïne een toespraak gehouden in een livestream van het YouTube kanaal Group 24. In die toespraak uitte hij kritiek op de president van Tadzjikistan. Een aantal maanden na deze toespraak is hij telefonisch bedreigd door de Tadzjiekse autoriteiten. Nadat de oorlog uitbrak in Oekraïne, is eiser naar Nederland gevlucht. Daar kwam hij erachter dat iemand die hij als vriend beschouwde, een spion bleek te zijn voor Tadzjikistan. Eiser vermoedt dat zijn vader vermoord is. Eisers moeder is ook meerdere keren lastig gevallen door agenten in burger. Op [datum 2] is zij meegenomen voor ondervragingen en is zij mishandeld. Volgens eiser doen de Tadzjiekse autoriteiten dit, zodat hij terugkeert en de autoriteiten hem op kunnen pakken. Eiser wil zijn politieke overtuiging uiten, maar vreest dat de Tadzjiekse autoriteiten hem zullen ontdekken als hij terug moet keren. Daarnaast wil eiser uiting geven aan zijn religie, bijvoorbeeld door het dragen van een baard, maar ook dit leidt volgens hem bij terugkeer tot problemen met de autoriteiten. Tot slot wenst eiser niet in militaire dienst te gaan, gezien de erbarmelijke omstandigheden en de mensenrechtenschendingen op grote schaal binnen de militaire dienst.
De besluitvorming
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst
Politieke overtuiging
Politieke activiteiten
Problemen vanwege politieke activiteiten
Dienstplichtige leeftijd
De staatssecretaris heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat de relevante elementen 1, 2 en 5 geloofwaardig zijn. De relevante elementen 3 en 4 zijn ongeloofwaardig geacht. De staatssecretaris heeft voorts overwogen dat niet blijkt dat eiser een gegronde vrees voor vervolging heeft. Dat eiser een politieke overtuiging heeft, vormt volgens de staatssecretaris op zichzelf onvoldoende grond om ten aanzien van eiser tot vluchtelingenschap te concluderen. In dat kader heeft de staatssecretaris van belang geacht dat eisers politieke activiteiten ongeloofwaardig zijn en ook dat hij daardoor problemen zou hebben ondervonden. De staatssecretaris heeft evenmin aannemelijk geacht dat het gevaar bestaat dat eiser in de toekomst voor dergelijke problemen te vrezen zou hebben. De enkele bestraffing bij dienstweigering is volgens de staatssecretaris ook niet voldoende om te concluderen dat eiser vluchteling is, nu hij niet voldoet aan de criteria zoals opgenomen in paragraaf C2/3.2. van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc). De staatssecretaris heeft daarom geconcludeerd dat de asielaanvraag van eiser kennelijk ongegrond is.
Heeft de staatssecretaris voldoende rekening gehouden met het referentiekader van eiser?
6. Eiser voert aan dat de staatssecretaris onvoldoende kenbaar rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser en de omstandigheden van de gehoren. Zo heeft de staatssecretaris volgens eiser onvoldoende rekening gehouden met de omstandigheid dat hij in een andere taal is gehoord dan zijn moedertaal (Tadzjieks). Omdat er geen tolken beschikbaar waren in die taal, wenste cliënt in het Dari gehoord te worden. Ondanks dat eiser akkoord is gegaan met het horen in het Dari, dient de staatssecretaris alsnog rekening te houden met de omstandigheid dat hij niet in zijn moedertaal is gehoord. Hierdoor heeft hij zich niet altijd gedetailleerd kunnen uiten. Ook had de staatssecretaris volgens eiser meer rekening moeten houden met de culturele context en zijn medische beperkingen. Eiser zal bijvoorbeeld niet snel op eigen beweging aangeven dat het niet goed gaat met zijn hoofdpijn en concentratieklachten.
6.1.
De staatssecretaris heeft aangegeven dat tijdens de gehoren niet is gebleken dat eiser moeite had met spreken in het Dari. Volgens de staatssecretaris was er een Russische tolk geregeld, maar wenste eiser gehoord te worden in het Tadzjieks of Dari. Om die reden is tijdens het nader gehoor gebruik gemaakt van een registertolk in de taal Dari. De staatssecretaris heeft er verder op gewezen dat tijdens de gehoren meerdere keren is gevraagd of eiser de tolk goed kon begrijpen, hierop heeft hij bevestigend geantwoord. Daarnaast is aan eiser gevraagd waar hij het Dari zo goed heeft leren spreken, waarop eiser antwoordde dat hij de taal vanuit de oudheid spreekt. De staatssecretaris heeft het daarom tegenstrijdig geacht dat eiser tijdens de correcties en aanvullingen aankaartte dat hij Dari enkel redelijk verstaat en begrijpt, dit had hij immers ook tijdens de gehoren kunnen aangeven. Ook is volgens de staatssecretaris niet gebleken van een klacht wegens het inzetten van een tolk in de Dari taal. Verder heeft de staatssecretaris overwogen dat ook rekening is gehouden met eisers medische achtergrond, door tijdens de gehoren te controleren of eiser zich lichamelijk en geestelijk in staat voelde om het gehoor te laten plaatsvinden. Dat was het geval en daarbij werd aan eiser de gelegenheid geboden paracetamol te nemen wanneer dat nodig was. Op de vraag of de hoormedewerker tijdens het gehoor ergens rekening kon houden, heeft eiser ontkennend geantwoord. De staatssecretaris heeft dan ook geconcludeerd dat voldoende rekening is gehouden met eisers (medische) omstandigheden.
6.2.
De beroepsgrond van eiser slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris er terecht op heeft gewezen dat eiser voor en tijdens de gehoren expliciet akkoord is gegaan met het horen in de taal Dari. Tijdens het gehoor heeft eiser aangegeven dat hij de tolk goed kon begrijpen en uit de verslagen van de gehoren blijkt niet dat dat niet het geval was. Eiser heeft bovendien niet toegelicht op welke punten hij de tolk niet goed heeft begrepen of welke antwoorden hij anders had geformuleerd als hij in het Tadzjieks was gehoord. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat voldoende rekening is gehouden met eisers medische omstandigheden, doordat hem aan het begin van en tijdens de gehoren is gevraagd naar zijn medische toestand en aan hem de gelegenheid is geboden paracetamol te nemen of om te pauzeren wanneer dat nodig was. Dat eiser door zijn culturele achtergrond mogelijk minder snel op eigen beweging zal aangeven dat het niet goed gaat, betekent niet dat het gehoor onzorgvuldig is geweest of dat sprake is van een ondeugdelijke motivering van het besluit. Eiser heeft namelijk niet voldoende geconcretiseerd wat voor invloed zijn hoofdpijn, concentratieklachten en culturele achtergrond op zijn antwoorden hebben gehad en ook niet op welke manier de staatssecretaris hier onvoldoende rekening mee heeft gehouden.
Heeft de staatssecretaris het relevante element 3 ongeloofwaardig mogen achten?
7. Eiser betoogt dat de staatssecretaris onvoldoende deugdelijk gemotiveerd heeft waarom niet geloofwaardig is bevonden dat hij zich in een livestream publiekelijk negatief heeft geuit over de Tadzjiekse overheid. Eiser stelt dat hij gedetailleerd heeft verklaard waarom hij deelnam aan de livestream, wanneer, wat hij gezegd heeft en op welke wijze dit heeft plaatsgevonden. De motivering van de staatssecretaris dat andere uitzendingen (dan de uitzending waarin eiser voor zou komen) van Group 24 te vinden zijn op YouTube en aangekondigd worden, brengt volgens eiser niet automatisch mee dat alle livestreams achteraf nog te raadplegen zijn. Eiser heeft geprobeerd contact te zoeken met Group 24, maar het bewijs dat hij dat contact heeft gezocht staat op zijn kapotte telefoon. Vervolgens stelt eiser dat hij ook voldoende heeft verklaard over wat hij heeft gezegd tijdens de livestream, maar het lag op de weg van de staatssecretaris om hierop door te vragen. Volgens eiser is bovendien van belang dat de uitzending meer dan vier jaar geleden is. Ten tijde van de uitzending was hij ook niet op de hoogte wat voor problemen naderhand zouden volgen. Gelet op het voorgaande stelt eiser dat de staatssecretaris onvoldoende deugdelijk gemotiveerd tot de conclusie is gekomen dat zijn politieke activiteiten ongeloofwaardig zijn.
7.1.
De staatssecretaris heeft de politieke activiteiten van eiser ongeloofwaardig geacht. Eiser heeft weliswaar een link naar het kanaal overgelegd, waar livestreams en inbelprogramma’s van Group 24 vindbaar zijn, maar op dat kanaal is geen uitzending te vinden op of rondom de datum waarop eiser een toespraak zou hebben gehouden. De enkele stelling van eiser dat dit niet betekent dat de uitzending niet heeft plaatsgevonden, maakt volgens de staatssecretaris niet dat de uitzending aannemelijk is gemaakt. Daarnaast heeft eiser, volgens de staatssecretaris, summier verklaard over de inhoud van die uitzending en heeft hij niet verklaard waarom hij niet geholpen is door Group 24 met het verkrijgen van de uitzending. De staatssecretaris heeft erop gewezen dat het aan eiser is om aan te tonen dat hij daadwerkelijk contact heeft gezocht met Group 24. Dat zijn telefoon kapot zou zijn, betekent niet dat hij het contact niet via andere bronnen (zoals een computer) aan kan tonen. Ook heeft eiser nagelaten te specificeren wat de inhoud van dat contact zou zijn geweest. Verder heeft de staatssecretaris geconcludeerd dat voldoende is doorgevraagd over de inhoud van de uitzending, maar dat eisers verklaringen algemeen bleven, hetgeen hij niet heeft aangevuld in de correcties en aanvullingen of in de zienswijze.
7.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris niet ten onrechte geconcludeerd dat de politieke activiteit van eiser, bestaande uit een uitzending bij Group 24, ongeloofwaardig is. De staatssecretaris heeft in dit kader mogen overwegen dat de gestelde uitzending van eiser niet vindbaar is op het kanaal van Group 24. Eiser heeft dit ook niet betwist. Andere uitzendingen zijn volgens de staatssecretaris wel vindbaar, maar eiser heeft niet kunnen toelichten waarom zijn uitzending daar niet tussen staat. Weliswaar stelt eiser dat hij contact heeft gezocht met Group 24, maar hij heeft dat contact niet onderbouwd met stukken. Zijn stelling dat dit onmogelijk zou zijn door zijn kapotte telefoon, volgt de rechtbank niet. Niet is aannemelijk geworden dat eiser dit contact niet op een andere wijze inzichtelijk kon maken. Anders dan eiser betoogt, heeft de staatssecretaris zich op het standpunt mogen stellen dat eisers verklaringen over (de inhoud van) de uitzending niet maken dat dit element geloofwaardig zou zijn. Eiser heeft enkel globaal verklaard over wat hij heeft gezegd tijdens de uitzending, en de rechtbank volgt de staatssecretaris dat eiser weinig gedetailleerde informatie heeft gegeven. Ondanks de omstandigheid dat de uitzending vier jaar geleden is en eiser van te voren niet wist welke precieze gevolgen zijn toespraak zou hebben, was eiser naar eigen zeggen wel op de hoogte van de situatie in Tadzjikistan. Daarmee was hij zich er van bewust dat een dergelijke toespraak grote impact zou kunnen hebben op zijn leven, als gevolg waarvan de staatssecretaris van eiser mocht verwachten dat hij uitgebreider en gedetailleerder kan verklaren over de inhoud van de gestelde uitzending.
Heeft de staatssecretaris het relevante element 4 ongeloofwaardig mogen achten?
8. Eiser voert aan dat de staatssecretaris ondeugdelijk gemotiveerd heeft waarom de problemen die hij heeft ervaren vanwege zijn politieke overtuiging, ongeloofwaardig zijn bevonden. Eiser stelt zich op het standpunt dat de werkwijze waarbij de Tadzjiekse autoriteiten dreigen met de dood en daarna zijn familieleden mishandelen, juist niet vreemd is. Intimidatie, martelen en vrees aanjagen is zeer gebruikelijk. Eiser betoogt dat dit verdere politieke uitingen voorkomt, zoals dat hij zich nu ook niet meer durft te uiten. Ter onderbouwing hiervan wijst eiser op het rapport van Human Rights Watch (HRW) van 2024, ‘We Will Find You, A Global Look at How Governments Repress Nationals Abroad’.
8.1.
Eiser wijst verder op de volgende punten. Volgens eiser heeft de staatssecretaris ten onrechte overwogen dat hij niet concreet genoeg zou hebben verklaard over de telefonische bedreigingen, omdat eiser wel gedetailleerd heeft verklaard daarover en de staatssecretaris ook geen nadere vragen heeft gesteld.
8.2.
Eiser betoogt verder dat zijn ervaringen met de spion geloofwaardig zijn. Hij stelt dat hij nimmer heeft verklaard dat deze spion speciaal voor hem naar Europa is gestuurd. Wel is volgens eiser gebleken dat de spion (mede) in Oekraïne en nu in Nederland is om andere Tadzjiekse studenten en burgers in de gaten te houden en informatie te delen. Dat deze spion aan eiser heeft verteld dat hij informatie deelt met de Tadzjiekse autoriteiten, is volgens eiser ook niet onaannemelijk. Dit gebeurde immers tijdens een hoogopgelopen ruzie, zij verbleven in de opvang in Nederland en er was mede daarom geen directe noodzaak tot het nog langer bewaren van dit geheim. Eiser wijst erop dat hij zich noodgedwongen zeer gedeisd houdt, waardoor er voor de spion niet veel meer over eiser te delen valt. Verder merkt eiser op dat nog steeds niet inzichtelijk gemotiveerd is door de staatssecretaris waarom het tijdspad van eisers ervaringen niet duidelijk is.
8.3.
Aangaande de martelingen die eisers moeder heeft ondergaan en waarbij naar eisers verblijfsplaats werd gevraagd, benadrukt eiser dat hij toen al weg was uit de opvang waar hij met de spion verbleef en de spion dus niet meer aan de autoriteiten zou kunnen vertellen waar eiser verbleef. Met de door eiser overgelegde video stelt hij een begin van bewijs te hebben geleverd voor de marteling van zijn moeder. Dat eiser tijdens het gehoor zou hebben verklaard dat de mishandeling op de video staat, is volgens hem (zoals ook toegelicht in de correcties en aanvullingen) een gevolg van de omstandigheid dat hij niet in zijn moedertaal is gehoord en emotioneel was. Eiser meent dat uit de context duidelijk bleek dat hij een video had waarop het letsel op zijn moeders been te zien was. Ter zitting heeft eiser nog verklaard dat het in zijn cultuur niet toegestaan is om een opname te maken van het gezicht van je moeder en dat daarom alleen haar been te zien is op die video.
8.4.
Verder stelt eiser dat het aannemelijk is dat zijn vader is vermoord door de Tadzjiekse autoriteiten. Zijn vader had namelijk geen ernstige gezondheidsproblemen die tot zijn dood zouden kunnen leiden. Zijn vader is in het ziekenhuis geweest en daar was gezegd dat hem niks mankeerde. Dat hij nierproblemen heeft gehad, maakt niet dat eisers verklaringen hierover tegenstrijdig zijn. Eiser wijst erop dat zijn vader niks mankeerde en nadat zijn moeder terugkeerde van het water halen, was hij plotseling overleden. Dit, in combinatie met de wetenschap dat dit een gebruikelijke werkwijze is van de autoriteiten, maakt volgens eiser dat het aannemelijk is dat zijn vader is omgebracht door de Tadzjiekse autoriteiten. Eiser stelt ook dat niet is gebleken dat dit enkel gebeurt bij zeer publieke figuren.
8.5.
De staatssecretaris heeft zich op het standpunt gesteld dat het niet aannemelijk is dat de autoriteiten zoveel moeite zouden stoppen in het in de gaten houden van een student, zeker aangezien eiser geen lid was van een politieke organisatie of partij, of bijvoorbeeld journalist of activist was. Ook heeft de staatssecretaris aangegeven dat het ongerijmd is dat de Tadzjiekse autoriteiten eerst aan eiser zouden laten weten dat hij in de negatieve belangstelling staat (via de telefonische bedreigingen) om daarna zijn familie onder druk te zetten om eiser te laten terugkeren, zoals dat volgens eiser het geval was. Indien de autoriteiten eiser daadwerkelijk hadden willen oppakken bij terugkeer en hiervoor zijn familie benaderden, valt volgens de staatssecretaris niet in te zien dat zij eerst laten weten dat eiser opgepakt dan wel vermoord zal worden. Het tijdspad van die gebeurtenissen is volgens de staatssecretaris onlogisch. Eiser heeft immers verklaard dat de problemen zijn begonnen enkele jaren na [datum], de dag waarop de toespraak op YouTube zou hebben plaatsgevonden. Hoewel eiser heeft verklaard dat dit te maken heeft met het doorspelen van informatie van de spion aan de Tadzjiekse overheid, heeft de staatssecretaris opgemerkt dat niet valt in te zien dat de autoriteiten hem dermate lang in de gaten zouden laten houden en vervolgens al die jaren tegen hem geen actie zouden ondernemen.
8.6.
Meer specifiek heeft de staatssecretaris overwogen dat eiser summier heeft verklaard over de telefonische bedreigingen, omdat hij deze bedreigingen enkel benoemt in het vrije relaas en daarbij niet heeft verteld over de aard, frequentie of bron daarvan. Hierbij meent de staatssecretaris aan de samenwerkingsverplichting te hebben voldaan, doordat eiser in de gelegenheid is gesteld de bedreigingen toe te lichten, zowel tijdens het nader gehoor als in de zienswijze.
8.7.
De staatssecretaris heeft vervolgens ongeloofwaardig geacht dat de spion aan eiser zou verklaren dat hij eiser in de gaten moest houden, aangezien de spion hierdoor zijn werk niet meer zou kunnen doen. De enkele stelling van eiser dat de Tadzjieken in het buitenland in de gaten worden gehouden door de autoriteiten, maakt volgens de staatssecretaris niet dat eiser aannemelijk heeft gemaakt dat hij als individu gemonitord wordt.
8.8.
Volgens de staatssecretaris valt ook niet in te zien dat de autoriteiten eisers moeder zouden martelen en zouden vragen naar eisers verblijfsplaats, terwijl zij op de hoogte zouden zijn geweest van eisers verblijfplaats door de spion. Eisers stelling dat hij destijds niet meer bij de spion verbleef, maakt dit volgens de staatssecretaris niet anders. De Tadzjiekse autoriteiten waren er immers wel van op de hoogte dat eiser in Nederland verbleef. Onder die omstandigheden is het volgens de staatssecretaris niet aannemelijk dat eisers moeder mishandeld zou worden om achter de verblijfsplaats van eiser te komen. Ook kan volgens de staatssecretaris uit de door eiser overgelegde video niet worden afgeleid wat de oorzaak is van de verwondingen op het been op de video en ook niet of dit het been van eisers moeder is. Verder heeft de staatssecretaris erop gewezen dat eiser eerst verklaarde dat hij een video had waarop te zien zou zijn dat zijn moeder geslagen wordt, terwijl de getoonde video’s enkel een verwonding laten zien. Dat eiser tijdens de correcties en aanvullingen heeft aangegeven dat het een video van de wond was en niet van de martelingen, maakt voorgaande volgens de staatssecretaris niet anders.
8.9.
De staatssecretaris heeft er ten slotte op gewezen dat de doodsoorzaak op de overlijdensakte (hart- en vaatcomplicaties, en niet-suikerdiabetes) in lijn ligt met eisers eerdere verklaringen over de nierproblemen van zijn vader. Daarmee heeft de staatssecretaris het ongeloofwaardig geacht dat eisers vader is vermoord, met als doel eiser over te laten komen. Eisers stelling in de zienswijze dat zijn vader geen gezondheidsproblemen had, is volgens de staatssecretaris dan ook tegenstrijdig met zijn eerdere verklaring. Hoewel het de staatssecretaris bekend is dat familieleden van bijvoorbeeld activisten die zich in het buitenland bevinden onder druk worden gezet in Tadzjikistan, betreft het in die gevallen populaire journalisten, bloggers of opposanten. Nu eiser op geen enkele wijze een publiek figuur is en eisers vader anderhalf jaar na de (gestelde) livestream op YouTube is overleden, heeft de staatssecretaris geconcludeerd dat eisers verklaringen over het overlijden van zijn vader niet overtuigen dat dit op enige manier in verband staat met zijn gestelde problemen met de autoriteiten.
8.10.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris heeft mogen concluderen dat de gestelde problemen van eiser ongeloofwaardig zijn. Eisers stelling dat een werkwijze waarbij politiek opposanten bedreigd worden met de dood en vervolgens familieleden worden mishandeld, is in combinatie met het overgelegde rapport van HRW navolgbaar. De specifieke verklaringen van eiser heeft de staatssecretaris echter ongeloofwaardig mogen achten. De rechtbank ziet namelijk, net als de staatssecretaris, niet in dat een spion eiser jarenlang in de gaten zou houden, maar geen actie onderneemt jegens hem. Daar komt bij dat eiser (ook volgens zijn eigen verklaringen) in de tussentijd geen publieke politieke activiteiten heeft ondernomen, waardoor ongerijmd kon worden geacht dat de Tadzjiekse autoriteiten zijn familie jaren later zouden mishandelen en vermoorden. Eiser heeft daarnaast niet kunnen toelichten waarom de Tadzjiekse autoriteiten zoveel moeite zouden doen voor een student met een weinig politiek profiel. Verder volgt de rechtbank het standpunt van de staatssecretaris dat het ongerijmd is dat eiser eerst telefonisch bedreigd zou worden, terwijl zijn familie later zou worden lastiggevallen om eiser te laten terugkeren naar Tadzjikistan. Ook hier heeft eiser geen inzicht kunnen geven in het belang van de Tadzjiekse autoriteiten om hem na de telefonische bedreigingen, alsnog naar Tadzjikistan te halen. Eiser heeft immers zelf verklaard dat hij zich verder niet publiekelijk politiek heeft geuit.
8.11.
Eiser wordt daarnaast niet gevolgd in zijn betoog dat te weinig is doorgevraagd over de gestelde telefonische bedreigingen, nu eiser tijdens het nader gehoor meermaals in de gelegenheid is gesteld zijn problemen met de Tadzjiekse autoriteiten naar voren te brengen. Tijdens het eerste gehoor is eiser zelf begonnen over de telefonische bedreigingen, maar in zijn uitgebreide verklaringen tijdens het nader gehoor is hij daar in het geheel niet over begonnen. Dit mag naar het oordeel van de rechtbank wel aan eiser worden tegengeworpen.
8.12.
Ook heeft de staatssecretaris de verklaring van eiser dat zijn vriend zich jegens hem heeft geopenbaard als spion ongeloofwaardig mogen achten. Hoewel dit volgens eiser is gebeurd tijdens een ruzie, betekent dit naar het oordeel van de rechtbank niet dat de staatssecretaris de ongeloofwaardigheid daarvan niet deugdelijk heeft gemotiveerd. Onder die omstandigheden blijft het immers nog steeds ongerijmd dat de Tadzjiekse overheid zoveel moeite zou doen voor eiser met een weinig politiek profiel, maar dat die spion geen actie onderneemt. Dat die spion zich vervolgens ook nog openbaart aan eiser, zorgt ervoor dat de staatssecretaris gevolgd kan worden in zijn standpunt dat die verklaringen afdoen aan de geloofwaardigheid van eisers verhaal. Eisers stelling dat er geen directe noodzaak meer bestond voor het langer geheimhouden van het spion-karakter van de vriend, maakt dat de rechtbank nog minder inziet waarom eisers familie jaren later alsnog lastiggevallen zou worden.
8.13.
De stelling van eiser dat hij inmiddels niet meer op dezelfde plek verbleef als de spion en dat de autoriteiten daarom niet wisten waar eiser verbleef, maakt niet dat de motivering van de staatssecretaris over de martelingen van zijn moeder niet meer gevolgd kan worden. De staatssecretaris heeft naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte overwogen dat de autoriteiten er (volgens de verklaringen van eiser) van op de hoogte waren dat eiser in Nederland verbleef, waardoor niet te volgen is dat eisers moeder gemarteld zou worden om achter zijn verblijfsplaats te komen. Verder heeft de staatssecretaris mogen overwegen dat uit de overgelegde video niet afgeleid kan worden wie er op de video te zien is en waar de verwondingen vandaan komen, waardoor die video de gestelde martelingen niet kan onderbouwen. Eisers stelling dat hij hiermee een begin van bewijs heeft geleverd, volgt de rechtbank niet. De door eiser gestelde problemen, zoals de martelingen, schetsen namelijk een onlogisch tijdspad en op de video is de persoon noch de oorzaak van de verwondingen op het been te zien. Die omstandigheden leiden ertoe dat de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende gemotiveerd heeft dat de martelingen van de moeder niet geloofwaardig zijn.
8.14.
De rechtbank is verder van oordeel dat de staatssecretaris heeft mogen overwegen dat het verband tussen eisers politieke overtuiging dan wel activiteiten en de dood van zijn vader niet aannemelijk is. Dat komt door het lange tijdsverloop tussen de gestelde toespraak en het overlijden van zijn vader. Ook heeft eiser zelf verklaard over de nierproblemen van zijn vader. De staatssecretaris heeft in dit kader kunnen verwijzen naar de informatie op de overlijdensakte, die overeenkomt met dit ziektebeeld. Daarnaast volgt de rechtbank het standpunt van de staatssecretaris dat eiser geenszins een publiek figuur is, waardoor deze werkwijze van de autoriteiten niet te verwachten is. Eiser heeft geen informatie overgelegd waaruit blijkt dat deze werkwijze van de Tadzjiekse autoriteiten ook voorkomt bij niet-publieke figuren of niet-politiek actieve figuren.
8.15.
De rechtbank komt tot de slotsom dat de staatssecretaris heeft mogen concluderen dat de gestelde problemen van eiser ongeloofwaardig zijn. De beroepsgrond van eiser daartegen, slaagt daarom niet.
Is voldoende gemotiveerd dat eisers politieke overtuiging niet leidt tot vrees bij terugkeer?
9. Eiser betoogt verder dat de staatssecretaris ondeugdelijk gemotiveerd heeft waarom zijn politieke overtuiging bij terugkeer niet tot problemen zal leiden. Hij wijst hierbij op de documenten van de ‘Civil Committee for the protection of political hostages and prisoners in Tadjikistan’ en de ‘National Allicance of Tadjikistan’. Dit zijn volgens eiser authentieke stukken en onderstrepen zijn politieke betrokkenheid. Eiser wijst erop dat hij intensief bezig is met de situatie in zijn land van herkomst (zoals blijkt uit de vele artikelen die hij aan de staatssecretaris wilde overleggen, maar niet in ontvangst werden genomen), hij is betrokken bij diverse organisaties en de onderdrukking in zijn land grijpt hem zeer aan. Verder leest hij kritische artikelen, verzamelt hij informatie en heeft hij contact met opposanten en organisaties. Hierbij benadrukt eiser in de aanvullende gronden dat hij thans ook nog politiek actief is, wat volgens hem blijkt uit de door hem overgelegde foto’s van een demonstratie bij de Turkse ambassade in Den Haag. Eiser wenst zijn politieke overtuiging te uiten en zijn eerdere uitingen hebben vergaande consequenties gehad. Los daarvan, is het volgens eiser aannemelijk dat toekomstige uitingen zeer verregaande gevolgen zullen hebben voor eiser en zijn familieleden. Bij terugkeer naar zijn land van herkomst loopt hij daarmee het risico dat de autoriteiten dit zullen ontdekken, gezien de vergaande monitoring.
9.1.
Volgens de staatssecretaris is het niet aannemelijk dat het gevaar bestaat dat eiser in de toekomst problemen zal ondervinden vanwege zijn politieke overtuiging. Eiser heeft boeken meegenomen tijdens de gehoren die de algemene situatie in Tadzjikistan schetsen, maar niet eisers persoonlijke situatie. Daarnaast heeft eiser weliswaar aangegeven dat hij vreest dat hij dezelfde problemen zal ondervinden bij terugkeer, maar hij heeft dit niet verder geconcretiseerd. De staatssecretaris meent dat eiser ook niet heeft onderbouwd dat hij zich intensief bezig houdt met de situatie in Tadzjikistan en de onderdrukking daar. De door eiser overgelegde foto’s zijn hiertoe volgens de staatssecretaris onvoldoende. Hoewel eiser documenten heeft overgelegd van verschillende organisaties, heeft de staatssecretaris overwogen dat eiser niet nader heeft onderbouwd dat hij daadwerkelijk betrokken is bij die organisaties. Omdat niet geloofwaardig is dat eiser politieke activiteiten heeft verricht en ook de problemen die eiser naar aanleiding van die problemen zou hebben ondervonden niet geloofwaardig zijn, heeft de staatssecretaris geconcludeerd dat niet verwacht wordt dat eiser bij terugkeer naar Tadzjikistan problemen zal ondervinden. Ook heeft eiser volgens de staatssecretaris niet inzichtelijk gemaakt waarom hij denkt dat de autoriteiten op de hoogte zullen raken van zijn politieke overtuiging. De enkele verklaring dat er vergaande monitoring plaatsvindt, is volgens de staatssecretaris onvoldoende.
9.2.
De rechtbank stelt vast dat de politieke overtuiging van eiser geloofwaardig is bevonden. In dat geval moet de staatssecretaris, ook blijkens het Informatiebericht 2023/77, beoordelen of er sprake is van een gegronde vrees voor vervolging wegens die politieke overtuiging. Uit het arrest van 21 september 2023 van het Hof van Justitie (Hof) [1] volgt dat de staatssecretaris onderzoek moet verrichten naar alle relevante omstandigheden met betrekking tot de specifieke persoonlijke situatie van eiser en de meer algemene context in zijn land van herkomst.
9.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij te vrezen heeft voor de Tadzjiekse autoriteiten vanwege zijn politieke overtuiging. De staatssecretaris is voldoende deugdelijk gemotiveerd tot de conclusie gekomen dat niet is gebleken dat de autoriteiten op de hoogte zullen raken van eisers gestelde politieke activiteiten. De staatssecretaris heeft daarbij mogen overwegen dat eiser niet heeft onderbouwd dat hij daadwerkelijk betrokken is bij politieke organisaties en ook niet dat hij politieke activiteiten heeft verricht. Met de door eiser overgelegde verklaringen heeft hij niet aangetoond wat voor politieke activiteiten hij uitvoert of uit zal gaan voeren. Verder heeft eiser ook niet geconcretiseerd hoe de Tadzjiekse autoriteiten op de hoogte zouden kunnen raken van zijn politieke overtuiging. De enkele omstandigheid dat hij zich bezighoudt met de situatie in Tadzjikistan, kritische artikelen leest en aangesloten is bij verschillende organisaties, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat hij publieke politieke activiteiten verricht waardoor hij in de negatieve belangstelling van de autoriteiten zou komen te staan. Uit de door eiser overgelegde foto’s kan verder niet worden afgeleid wanneer die foto’s zijn gemaakt en ook niet of hij bij een demonstratie was en waar die over ging. Daarnaast heeft de staatssecretaris bij zijn conclusie mogen betrekken dat de door eiser gestelde problemen vanwege zijn politieke overtuiging ongeloofwaardig zijn geacht. De rechtbank volgt verder de overweging van de staatssecretaris dat de enkele stelling van eiser dat vergaande monitoring door de Tadzjiekse autoriteiten plaatsvindt, onvoldoende aanknopingspunten biedt voor de conclusie dat de autoriteiten op de hoogte zullen raken van zijn politieke overtuiging. Daarmee heeft eiser immers niet kunnen onderbouwen dat hij als individu in de negatieve aandacht van de autoriteiten zal komen te staan bij terugkeer.
Is voldoende gemotiveerd dat eisers religie niet leidt tot vrees bij terugkeer?
10. Eiser voert aan dat zijn religie en het uiting geven daaraan ook zal leiden tot problemen. Uit diverse bronnen blijkt volgens eiser dat het dragen van een baard – hetgeen een uiting is van zijn geloof – verboden is en dat mannen hierom vervolgd kunnen worden. Ter onderbouwing verwijst eiser naar informatie van de UNCHR van 22 mei 2023, ‘Tajikistan: Hijab-wearing and beards ban continues’ en van het NRC van 4 april 2024, ‘Repressie treft Tadzjieken in Rusland na terreuraanslag Moskou: ‘onze burgers zijn in paniek’’. Gelet hierop stelt eiser dat de staatssecretaris onvoldoende deugdelijk gemotiveerd heeft waarom de uiting van zijn religie bij terugkeer niet zal leiden tot problemen met de autoriteiten.
10.1.
De staatssecretaris heeft overwogen dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom het dragen van een baard zal leiden tot problemen. Indien eiser denkt problemen te krijgen met de autoriteiten door het dragen van een baard, is het volgens de staatssecretaris mogelijk dat eiser zijn baard weghaalt. Volgens de staatssecretaris is namelijk niet gebleken dat de baard voortkomt uit een fundamentele religieuze overtuiging. Daarnaast heeft de staatssecretaris erop gewezen dat veel mannen in Tadzjikistan een baard dragen. Hierom heeft de staatssecretaris niet ingezien waarom eiser enkel door het dragen van een baard in de negatieve aandacht van de autoriteiten zal komen te staan.
10.2.
De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris niet mag verlangen dat eiser zich, om vervolging te voorkomen, terughoudend opstelt bij de uitoefening van zijn geloofsovertuiging in Tadzjikistan. [2] Blijkens Hof-jurisprudentie is het daarbij van belang om te beoordelen hoe eiser bij terugkeer uiting wil geven aan zijn geloofsovertuiging en waarom deze religieuze handelingen voor hem persoonlijk bijzonder belangrijk zijn om zijn godsdienstige identiteit te bewaren. [3]
10.3.
Gelet op het voorgaande, heeft de staatssecretaris naar het oordeel van de rechtbank mogen overwegen dat – indien eiser problemen verwacht met de autoriteiten vanwege het dragen van een baard – verwacht mag worden dat eiser zijn baard weghaalt. Eiser heeft niet toegelicht waarom het dragen van een baard voor hem bijzonder belangrijk is, waardoor de staatssecretaris gevolgd kan worden in zijn conclusie dat niet is gebleken dat het dragen van een baard voor eiser voortkomt uit een fundamentele religieuze overtuiging. Daarmee slaagt de beroepsgrond van eiser niet.
Is voldoende gemotiveerd dat eisers dienstweigering niet leidt tot vrees bij terugkeer?
11. Eiser benadrukt voorts dat hij niet in militaire dienst wil, terwijl er een militaire dienstplicht geldt. Hij wijst erop dat dienstplichtigen in dienst een ernstig risico lopen op martelingen en ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU-Handvest. Onder verwijzing naar de bronnen die eiser bij de zienswijze heeft overgelegd, stelt eiser dat dienstplichtigen in erbarmelijke omstandigheden leven en op grote schaal mensenrechtenschendingen plaatsvinden binnen de militaire dienst. Bij weigering van de dienstplicht zal hij onder erbarmelijke omstandigheden in de gevangenis terechtkomen, wat volgens eiser eveneens gepaard zal gaan met schendingen van artikel 3 van het EVRM. Eiser stelt dat de staatssecretaris hier ten onrechte aan voorbij is gegaan.
11.1.
De staatssecretaris heeft zich op het standpunt gesteld dat het enkele feit dat eiser bij dienstweigering bestraffing heeft te duchten, niet voldoende is om te concluderen dat hij vluchteling is. Ook de enkele angst om te worden ingezet in een gewapend conflict is volgens de staatssecretaris daartoe niet voldoende. De staatssecretaris heeft erop gewezen dat eiser niet voldoet aan de criteria zoals opgenomen in paragraaf C2/3.2. van de Vc. De dienstplicht en de duur ervan zijn in zijn algemeenheid niet voldoende om op voorhand een reëel risico op ernstige schade of een schending van het Vluchtelingenverdrag aan te nemen en ook is niet gebleken dat het weigeren van de dienstplicht leidt tot onevenredige of discriminatoire bestraffing. De staatssecretaris meent dat de enkele stelling van eiser dat hij bang is slecht behandeld te worden, geen onoverkomelijk bezwaar betreft waardoor niet van eiser verwacht mag worden dat hij de dienst vervult. Evenmin valt volgens de staatssecretaris in te zien dat eiser bij terugkeer op onevenredige wijze behandeld zal worden vanwege de dienstweigering, ook omdat eiser in 2019 is teruggekeerd naar Tadzjikistan en hij toen geen problemen heeft ervaren terwijl hij al wel dienstplichtig was. Verder heeft de staatssecretaris overwogen dat Tadzjikistan niet verwikkeld is in een militair conflict en dat het niet aannemelijk is dat eiser bij indiensttreding zal moeten deelnemen aan militaire actie die is veroordeeld door de internationale gemeenschap als strijdig met de grondbeginselen van humaan gedrag of met fundamentele normen die gelden in gewapend conflict. Met betrekking tot de artikelen waar eiser naar verwijst, heeft de staatssecretaris overwogen dat daaruit niet blijkt dat er tijdens de militaire dienst stelselmatige schendingen van artikel 3 van het EVRM plaatsvinden. Het enkel verwijzen naar algemene artikelen is volgens de staatssecretaris onvoldoende om aan te tonen dat eiser dit bij terugkeer te wachten staat.
11.2.
De beroepsgrond van eiser slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser met de door hem overgelegde artikelen niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer en bij vervulling van de dienstplicht behandeld zal worden in strijd met artikel 3 van het EVRM. Zoals de staatssecretaris terecht heeft overwogen, heeft eiser onvoldoende aanknopingspunten naar voren gebracht waaruit afgeleid zou moeten worden dat het enkel zijn van dienstplichtige in Tadzjikistan leidt tot een reëel risico op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Eiser heeft ook niet onderbouwd waarom specifiek hem dit zal overkomen. Verder volgt de rechtbank de staatssecretaris in zijn overwegingen dat eiser niet heeft voldaan aan de criteria voor vergunningverlening bij dienstweigering of desertie, zoals uitgewerkt in paragraaf C2/3.2. van de Vc. Eiser heeft ook niet toegelicht waarom hij wel voldoet aan die criteria.
Mocht de staatssecretaris de asielaanvraag afwijzen als kennelijk ongegrond?
12. Tot slot kan eiser zich niet verenigen met een kennelijk ongegronde afdoening en de daaruit voortvloeiende onmiddellijke vertrektermijn alsook het daaraan gekoppelde inreisverbod. Eiser betoogt dat hij onder de werkingssfeer van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming (2001/55/EG) leek te vallen, waardoor hij in een ander stramien terecht is gekomen en hij gemeentelijke opvang heeft gekregen. In die context kan volgens eiser niet aan hem worden tegengeworpen dat hij zich niet eerder heeft gemeld voor asiel. Daarom heeft de staatssecretaris volgens eiser onvoldoende deugdelijk gemotiveerd waarom de aanvraag als kennelijk ongegrond wordt afgedaan.
12.1.
De staatssecretaris heeft vastgesteld dat eiser niet onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming valt, omdat eiser (naar eigen zeggen) illegaal in Oekraïne verbleef en zijn visum was verlopen. Ook blijkt volgens de staatssecretaris uit eiser zijn paspoort dat zijn visum toentertijd al was verlopen. Daarom heeft de staatssecretaris de overweging gehandhaafd dat eiser zich niet onverwijld heeft gemeld voor zijn asielaanvraag en zijn aanvraag daarom kennelijk ongegrond is op basis van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h. van de Vw.
12.2.
Het betoog van eiser slaagt niet. De rechtbank volgt de motivering van de staatssecretaris dat eiser zich niet onverwijld heeft gemeld voor zijn asielaanvraag en dat daarom zijn aanvraag als kennelijk ongegrond kon worden afgedaan. De stellingen van eiser doen hier niet aan af; hij was er immers zelf van op de hoogte dat hij illegaal in Oekraïne verbleef. Daarmee had eiser ervan op de hoogte kunnen zijn dat hij asiel aan moest vragen.

Conclusie en gevolgen

13. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Hessels, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Hof van Justitie 21 september 2023, ECLI:EU:C:2023:688.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van het Hof van Justitie van 5 september 2012, ECLI:EU:C:2012:518 (Y. en Z.) en 4 oktober 2018, ECLI:EU:C:2018:803 (Fathi); en de uitspraken van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State van 30 november 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY5578 en 19 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:93.
3.Zoals ook vastgesteld in de WI 2022/3, ‘Bekeerlingen en afvallingen’.