Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. P.M.W. Jans).
Inleiding
Asielrelaas van eiser (in essentie weergegeven)
Inhoud bestreden besluit en voornemen (in essentie weergegeven)
Beoordeling door de rechtbank
“Ik heb in Duitsland vingerafdrukken afgegeven. Ik heb daar een andere geboortedatum opgegeven, zodat ze mij lieten gaan. Ik heb daar het geboortejaar 2004 opgegeven.”Ook heeft hij tijdens het nader gehoor verklaard dat hij daar 22 januari 2006 heeft opgegeven en niet 1 januari 2006. Tijdens de zitting heeft verweerder meegedeeld dat een onderzoek is gestart naar de aanwezige gegevens in Duitsland en Spanje. De autoriteiten in Duitsland hebben laten weten dat eiser aldaar twee verschillende geboortejaren heeft opgegeven, namelijk 2006 en 2008 en dat deze jaartallen enkel zijn gebaseerd op eisers eigen verklaringen en niet op documenten. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft eerder, weliswaar in een ander type procedure (een Dublinprocedure), geoordeeld dat indien een vreemdeling in verschillende lidstaten verschillende leeftijden en personalia heeft opgegeven en hiermee verwarring heeft gezaaid dit voor zijn risico komt.2 Dit laatste doet zich naar het oordeel van de rechtbank ook in deze procedure voor. De rechtbank concludeert dat verweerder het onderzoek naar eisers leeftijd conform de hiervoor geldende regels heeft uitgevoerd en dat verweerder heeft mogen uitgaan van meerderjarigheid. Eiser heeft op geen enkele manier tegenbewijs geleverd. Er is geen reden om te concluderen dat het onderzoek onvolledig of onzorgvuldig is geweest.
“Nee. Ik heb geen probleem. Ik heb maar 1 probleem en die heb ik verteld.”Het argument dat niet is gevraagd naar de militaire dienstplicht en eventuele problemen in de toekomst slaagt niet. Verweerder heeft namelijk ook tijdens het nader verhoor de open vraag gesteld of eiser alles dat van belang is voor de redenen van vertrek heeft verteld. Eiser heeft hierop geantwoord:
“Dit is de reden. Ik ga niet allerlei dingen verzinnen.”Ook op de vraag wat er met hem zou gebeuren als hij onverhoopt naar Algerije zou moeten terugkeren zit in zijn antwoord geen enkele zinspeling over militaire dienstplicht. Gelet op het vorenstaande was er geen aanleiding voor verweerder om hierover nadere vragen te stellen. De beroepsgrond slaagt daarom niet.