ECLI:NL:RBDHA:2024:80

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
8 januari 2024
Zaaknummer
21/6668
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buiten behandeling stelling van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een antenne-installatie

In deze zaak heeft eiser op 10 januari 2021 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het plaatsen van een antenne-installatie op het dak van zijn woning in Den Haag. Het college van burgemeester en wethouders heeft deze aanvraag op 17 maart 2021 buiten behandeling gesteld, omdat eiser niet alle benodigde gegevens had ingeleverd. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Hierop heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft op 19 december 2023 de zaak behandeld. Eiser heeft aangevoerd dat hij betalingsonmacht heeft en dat hij niet in staat is om het griffierecht te betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij het griffierecht niet kan betalen, en heeft daarom besloten om geen griffierecht te heffen.

De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of het college terecht de aanvraag buiten behandeling heeft gesteld. Het college had eiser in brieven van 15 en 16 februari 2021 duidelijk geïnformeerd over de ontbrekende gegevens die noodzakelijk waren voor de beoordeling van de aanvraag. De rechtbank concludeert dat het college bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen, omdat eiser niet alle gevraagde gegevens had overgelegd. Eiser heeft ook aangevoerd dat de digitale hoorzitting in de bezwaarfase onterecht was, maar de rechtbank oordeelt dat het college vrij was om deze keuze te maken in het kader van de coronamaatregelen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft ook een verzoek om schadevergoeding ingediend wegens overschrijding van de redelijke termijn, maar dit verzoek is buiten behandeling gelaten omdat het te laat was ingediend. De uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk en is openbaar uitgesproken op 30 januari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/6668

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 januari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag(het college), verweerder
(gemachtigde: G.P. Tjon Man Tsoi).

Inleiding

In het besluit van 17 maart 2021 (het primaire besluit) heeft het college eisers aanvraag om een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een antenne-installatie op het dak van de woning aan het adres [adres] te Den Haag buiten behandeling gesteld.
In het besluit van 9 september 2021 (het bestreden besluit) heeft het college eisers bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Tegen het bestreden besluit heeft eiser beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 19 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

Betalingsonmacht
1. Eiser heeft een beroep gedaan op het bestaan van betalingsonmacht ten aanzien van het betalen van griffierecht voor het beroep. De rechtbank is aan de hand van de door eiser ingediende bewijsstukken tot de conclusie gekomen dat eiser voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij het griffierecht niet kan betalen. Daarom is terecht afgezien van het heffen van griffierecht.
Feiten en omstandigheden
2.1
Eiser heeft op 10 januari 2021 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het plaatsen van een antenne-installatie op het dak van zijn woning aan het adres [adres] te Den Haag.
2.2
Bij brief van 15 februari 2021 heeft het college eiser bericht dat de in de bijlage bij de brief vermelde gegevens nog ontbreken en is eiser in de gelegenheid gesteld die gegevens uiterlijk 15 maart 2021 bij het college in te dienen. De beslistermijn is met ingang van de datum van de brief opgeschort en die opschorting duurt tot de dag waarop alle gegevens zijn ingeleverd. Indien eiser binnen de gestelde termijn onvoldoende of geen gegevens inlevert, of deze te laat inlevert, wordt de aanvraag buiten behandeling gesteld.
2.3
Per e-mail van 15 februari 2021 heeft eiser het college medegedeeld dat hij reeds een aantal foto’s en tekeningen heeft geüpload naar de website die via MijnDenHaag was gelinkt. Volgens eiser heeft hij de benodigde gegevens dus tijdig verstrekt.
2.4
Daarna heeft eiser nog enkele gegevens gemaild aan het college.
2.5
Bij brief van 16 februari 2021 heeft het college eiser medegedeeld dat op het Omgevingsloket eisers dossier is geopend, en dat daarin geen documenten zijn aangetroffen. Inmiddels heeft het college foto’s ontvangen, en tekeningen waarop de tuilijnen zijn aangegeven, die de antenne-drager op zijn plek houden. De overige gegevens dienen nog te worden ingeleverd, uiterlijk op 15 maart 2021. Indien eiser deze gegevens onvoldoende aanlevert of te laat aanlevert, wordt de aanvraag buiten behandeling gesteld. Hierop heeft eiser per e-mail van 18 februari 2021 gereageerd.
Genomen besluiten
3. In het primaire besluit – dat in het bestreden besluit is gehandhaafd - heeft het college eiser medegedeeld dat binnen de gestelde termijn niet alle aanvullende gegevens zijn ontvangen, zodat op grond van artikel 4:5, eerste lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de aanvraag buiten behandeling is gesteld. De gevraagde en nog steeds ontbrekende gegevens waren noodzakelijk om de aanvraag te beoordelen. De aanvraag is dan ook vanwege het ontbreken van die gegevens terecht buiten behandeling gesteld. Eiser heeft gesteld dat de vrijheid van meningsuiting is geschonden. Van schending van de vrijheid van meningsuiting is geen sprake in geval in de wet- en regelgeving eisen worden gesteld aan de bij de aanvraag in te dienen gegevens. Dit maakt immers het plaatsen van een antenne niet onmogelijk. Ook kan eiser zijn mening ook op andere manieren uiten, en is de vrijheid van meningsuiting dus niet beperkt tot het uitzenden van die mening via de radio.
Juridisch kader
4. Uit artikel 4:5, eerste lid, van de Awb volgt dat het college kan besluiten de aanvraag niet te behandelen als de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking. Het ontbreken van gegevens of bescheiden kan dan ook alleen leiden tot het niet in behandeling nemen van de aanvraag, indien het zonder die gegevens of bescheiden niet mogelijk is naar behoren een inhoudelijke beslissing op de aanvraag te nemen.
Beoordeling door de rechtbank
5.1
De rechtbank stelt voorop dat het college eiser bij brieven van 15 en 16 februari 2021 duidelijk heeft medegedeeld dat eiser nog stukken bij het college diende in te leveren om de aanvraag compleet te maken. Het betreft gegevens die zijn genoemd in bepalingen van de Regeling omgevingsrecht. Dit is een landelijke regeling waarin de indieningsvereisten bij een aanvraag om omgevingsvergunning zijn vermeld. Verweerder mocht deze gegevens opvragen bij eiser, omdat deze geacht kunnen worden noodzakelijk te zijn om de aanvraag te beoordelen. Ter zitting heeft verweerder medegedeeld dat vooral van belang waren de exacte maataanduiding van de mast, en de geveltekening met de mast in juiste verhouding en maataanduiding. Volgens verweerder is een tekening op schaal noodzakelijk met het oog op de beoordeling of kan worden voldaan aan redelijke eisen van welstand, vooral omdat het pand onderdeel uitmaakt van een beschermd stadsgezicht. Verweerder heeft ter zitting verder medegedeeld dat eiser die geveltekening zelf kan maken, mits de benodigde informatie er wel op is vermeld, en dat hij daarvoor dus niet een architect hoeft in te schakelen. Eisers stelling dat hij de gegevens niet kan indienen omdat hij niet de middelen heeft om een architect in te schakelen voor het maken van tekeningen slaagt dan ook niet.
5.2
Niet in geschil is dat eiser niet alle gevraagde gegevens heeft overgelegd. Het college was dan ook bevoegd om de aanvraag buiten behandeling te stellen. Er bestaat geen aanleiding om te oordelen dat het college niet van deze bevoegdheid gebruik mocht maken.
5.3
Eiser is van mening dat met het buiten behandeling stellen van de aanvraag sprake is van schending van de vrijheid van meningsuiting als vermeld in artikel 10 van het EVRM.
5.4
Deze stelling slaagt niet. Geen sprake is van een weigering van een omgevingsvergunning, maar van een buiten behandeling stelling. De aanvraag is buiten behandeling gesteld omdat eiser niet alle noodzakelijke gegevens had overgelegd. Eiser kan ervoor kiezen om alsnog de aanvullende gegevens te verstrekken, zodat de aanvraag kan worden beoordeeld. Dan zal blijken of een omgevingsvergunning wordt verleend of dat deze wordt geweigerd. Eerst in geval van een weigering komt de vraag aan de orde of daarmee sprake is van schending van de vrijheid van meningsuiting.
5.5
Eiser heeft aangevoerd dat de hoorzitting in de bezwaarfase ten onrechte via een beeldverbinding in plaats van fysiek heeft plaatsgevonden. Het college stelt ten onrechte dat een digitale hoorzitting nu eenmaal de norm is. De maatregelen ten aanzien van de bestrijding van het corona-virus waren volgens eiser geen excuus om te kiezen voor een digitale hoorzitting. Eiser was een week eerder bij de gemeente Westland en een klein jaar eerder bij de gemeente Den Haag gewoon voor een fysieke hoorzitting uitgenodigd.
5.6
Ook dit betoog faalt. Ten tijde van de maatregelen met betrekking tot het coronavirus stond het gemeentebesturen vrij om te kiezen voor een digitale hoorzitting, waarbij het horen geschiedt door middel van een beeldverbinding. Daarbij doet niet ter zake dat in een andere gemeente of op een ander moment binnen dezelfde gemeente wel een fysieke hoorzitting plaatsvond. Eisers stelling dat sprake is van willekeur slaagt dan ook niet. Eiser is in de gelegenheid gesteld om aan de digitale hoorzitting deel te nemen, maar heeft daarvan afgezien. Verder heeft eiser ook op andere wijze, bijvoorbeeld via e-mail, zijn standpunt kenbaar kunnen maken. Niet is gebleken dat eiser is benadeeld door het houden van een digitale hoorzitting. Er is dan ook geen sprake van schending van de hoorplicht door het college.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
Verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
7.1
Op 20 december 2023, een dag na sluiting van het onderzoek ter zitting, heeft eiser per email verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM.
7.2
De rechtbank is in beginsel niet gehouden te toetsen of de redelijke termijn bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM is overschreden wanneer in beroep niet over de duur van de procedure wordt geklaagd. Dat is slechts anders indien ten tijde van het sluiten van het onderzoek geen sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn en deze, uitgaande van de in artikel 8:66 van de Algemene wet bestuursrecht neergelegde termijn voor het doen van een schriftelijke uitspraak, ook niet te voorzien was. In een dergelijk geval is er voor eiser immers geen reden daarover te klagen. De rechtbank moet in dat geval de redelijke termijn wel ambtshalve toetsen als de uitspraak in een dergelijk geval gedaan wordt met overschrijding van die termijnen. [1]
7.3
Uit de stukken blijkt dat het bezwaarschrift op 28 april 2021 door het college is ontvangen. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting van 19 december 2023 gesloten. Op dat moment was de redelijke termijn al overschreden. Hieruit volgt dat eiser uiterlijk op de zitting zijn verzoek om schadevergoeding moeten indienen. Eiser heeft echter eerst een dag na de zitting, na sluiting van het onderzoek en dus te laat een verzoek om schadevergoeding ingediend. De rechtbank laat het verzoek daarom buiten behandeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van mr. I. Geerink-van Loon, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:704; zie ook de uitspraak HR 19 februari 2016; ECLI:NL:HR:2016:252.