ECLI:NL:RBDHA:2024:7924

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 mei 2024
Publicatiedatum
24 mei 2024
Zaaknummer
SGR 24/12
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen ontslagbeschikking en de rechtsgevolgen daarvan

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 6 mei 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaar tegen een ontslagbeschikking beoordeeld. Eiseres, werkzaam bij de Koninklijke Marine, had bezwaar gemaakt tegen haar ontslag dat op 5 juni 2023 was bekendgemaakt. De staatssecretaris van Defensie verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Eiseres betwistte deze niet-ontvankelijkheid en stelde dat zij de ontslagbeschikking pas op 31 augustus 2023 per e-mail had ontvangen.

De rechtbank constateert dat de ontslagbeschikking niet aangetekend was verzonden en dat verweerder niet kon aantonen dat eiseres deze per post had ontvangen. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit ondeugdelijk gemotiveerd is en vernietigt dit besluit. Desondanks laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand, omdat verweerder voldoende heeft aangetoond dat eiseres op 20 juni 2023 op de hoogte was van de ontslagbeschikking via e-mail. Hierdoor is de bezwaartermijn van zes weken vanaf 21 juni 2023 gaan lopen, wat betekent dat het bezwaar te laat is ingediend.

De rechtbank concludeert dat er geen grond is voor toekenning van schadevergoeding aan eiseres, maar gebiedt verweerder wel om het griffierecht van € 184,- aan eiseres te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van correcte bekendmaking van besluiten en de noodzaak voor bestuursorganen om aan te tonen dat besluiten op de juiste wijze zijn verzonden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/12

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 mei 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: R. Ciere)
en

de staatssecretaris van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. C.M. Schothuis).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaar.
1.1.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen haar ontslag. Met het bestreden besluit van 30 november 2023 heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 8 april 2024 op zitting behandeld. Hierbij waren aanwezig: eiseres, haar gemachtigde en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres is in 2021 in dienst gekomen bij de Koninklijke Marine om een opleiding tot beroepsofficier te volgen aan het Koninklijk Instituut voor de Marine (KIM).
3. De examencommissie van KIM heeft een negatief opleidingsadvies afgegeven. Vervolgens is op 9 maart 2023 een rapport uitgebracht door de commissie van advies. Hierbij is geadviseerd om eiseres uit de opleiding te ontheffen. Verweerder heeft eiseres in navolging van dit advies op 23 maart 2023 uit de officiersopleiding ontheven.
4. Eiseres heeft daarna vernomen dat zij zou worden ontslagen. Naar aanleiding daarvan heeft eiseres zich gewend tot mevrouw [naam], werkzaam bij de afdeling Personeel & Organisatie van de Nederlandse Defensie Academie. Per e-mail van 4 juni 2023 heeft eiseres het volgende gevraagd:

Beste [naam],
Aangezien het ontslag nu wordt doorgezet, heb ik recht op een transitievergoeding. Kan ik hiervoor bij u terecht?”
5. Verweerder heeft vervolgens besloten eiseres met ingang van 1 juli 2024 eervol te ontslaan (“de ontslagbeschikking”). De ontslagbeschikking is gedateerd op 5 juni 2023.
6. Op 20 juni 2023 heeft eiseres om 9:42 uur per e-mail geïnformeerd naar het ontslag:

Beste [naam],
Het is gelukt met het uitrouleren, ik heb echter nog steeds mijn ontslagbrief niet ontvangen. Wanneer ontvang ik deze?”
Verweerder heeft dezelfde dag om 10:21 uur per antwoord e-mail de volgende reactie aan eiseres gezonden:

Goedemorgen Rebecca,
Je ontvangt de ontslagbrief normaliter op het huisadres na verwerking van het ontslag door DCHR. In de bijlage heb ik de brief alvast gevoegd.
Bij de antwoord e-mail is een bestand gevoegd met de titel “
Brief ontslag.pdf.”
7. Op 31 augustus 2023 heeft eiseres per e-mail het volgende gevraagd:

Beste [naam],
Tot op heden heb ik nog steeds geen ontslagbrief mogen ontvangen vanuit het Ministerie van Defensie.
Kunt u mij een track en trace code doen toekomen of anderszins bewijs leveren dat de brief verzonden is, ik heb namelijk nog geen kennis kunnen nemen van de inhoud van de brief en ik wacht daar al weken op…
Ik zou het op prijs stellen als de brief mijn huis adres alsnog zou bereiken.”
Dezelfde dag is een antwoord e-mail aan eiseres toegezonden, waarbij een bestand is gevoegd met de titel “
Ontslagbeschikking [eiseres].pdf”.
8. Eiseres heeft op 1 september 2023 bezwaar gemaakt tegen de ontslagbeschikking.
9. Bij het bestreden besluit is het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Hiertoe is door verweerder overwogen, dat eiseres de op 5 juni 2023 toegezonden ontslagbeschikking per post heeft ontvangen. Dat blijkt volgens verweerder uit de handelwijze van eiseres, die op 3 juli 2023 een WW-uitkering heeft aangevraagd. Bovendien is de ontslagbeschikking correct geadresseerd.
10. Tijdens de beroepsprocedure heeft verweerder bij zijn verweerschrift nadere stukken ingediend. De e-mailwisseling van 20 juni 2023 is hierbij gevoegd. Onder verwijzing naar deze e-mailwisseling is in het verweerschrift betoogd, dat eiseres op 20 juni 2023 bekend had kunnen zijn met de ontslagbeschikking.
Wat vindt eiseres in beroep?
11. Volgens eiseres is het bezwaar op tijd ingediend en dus ontvankelijk. Pas op 31 augustus 2023 heeft eiseres de ontslagbeschikking per email ontvangen. Eiseres heeft binnen 24 uur bezwaar gemaakt. De ontslagbeschikking is niet per post ontvangen.
12. Voor zover sprake is van een termijnoverschrijding is die volgens eiseres verschoonbaar. Eiseres is niet gewezen op de mogelijkheid een rechtsmiddel in te stellen. Daar komt bij dat verweerder de ontslagbeschikking kennelijk doelbewust te laat heeft toegestuurd; verweerder heeft eiseres in een niet-ontvankelijkheid willen manoeuvreren om een inhoudelijke beoordeling van de rechtsgeldigheid van het ontslag te omzeilen. Daar heeft verweerder baat bij, omdat de ontslagbeschikking te laat is genomen en eiseres in strijd met een ontslagverbod is ontslagen.
13. Verder verzoekt eiseres om toekenning van schadevergoeding.
Het oordeel van de rechtbank
14. De bezwaartermijn begint te lopen vanaf de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. [1] Een beschikking moet worden bekendgemaakt door uitreiking of toezending aan degene tot wie het is gericht. [2] Als hoofdregel geldt dat toezending per post moet gebeuren. Als de toezending niet aangetekend heeft plaatsgevonden en de geadresseerde de ontvangst van het besluit ontkent, moet het bestuursorgaan aannemelijk maken dat het besluit wel op het adres van de geadresseerde is ontvangen. Daarvoor moet in elk geval sprake zijn van een deugdelijke verzendadministratie. [3] Toezending kan eventueel ook elektronisch. Daarvoor is vereist dat de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt langs die weg bereikbaar te zijn. [4]
15. De rechtbank constateert dat verweerder de ontslagbeschikking niet aangetekend heeft verzonden, terwijl eiseres de ontvangst per post heeft ontkend. Verweerder heeft in het verweerschrift erkend dat in de verzendadministratie niet van postale verzending is gebleken. Daarom kan niet worden geoordeeld dat het besluit wel op het huisadres is ontvangen.
16. Het bestreden besluit is dan ook ondeugdelijk gemotiveerd en moet daarom worden vernietigd.
17. De rechtbank ziet desondanks reden de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit in stand te laten. Dat berust op het volgende.
18. In het verweerschrift heeft verweerder aangevoerd dat eiseres per e-mail van 20 juni 2023 om 9:42 uur naar de ontslagbrief heeft gevraagd. Het betreffende e-mailbericht is bij het verweerschrift gevoegd. Daarmee heeft verweerder voldoende aangetoond dat eiseres kenbaar heeft gemaakt langs elektronische weg bereikbaar te zijn voor berichten en beslissingen over het ontslag. Daarbij noteert de rechtbank ook, dat eiseres op 4 juni 2023 per e-mail met verweerder over het ontslag heeft gecorrespondeerd.
Uit de bij verweerschrift overgelegde stukken blijkt bovendien, dat de ontslagbeschikking op 20 juni 2023 als bijlage bij het e-mailbericht van 10:21 uur naar het e-mailadres van eiseres is verzonden. Bij deze e-mail zat een “attachment” met de aanduiding “Brief ontslag.pdf.” Hieruit maakt de rechtbank op, dat de ontslagbeschikking met die e-mail aan eiseres is bekendgemaakt. Eiseres heeft vergeefs aangevoerd, dat zij de beschikking niet als bijlage heeft ontvangen. Ter onderbouwing hiervan heeft de gemachtigde van eiseres bij pleitnota een fotokopie getoond van een schermafdruk van het betreffende e-mailbericht. Uit die afbeelding volgt echter niet dat de ontslagbeschikking als bijlage heeft ontbroken.
Dat de aanduidingen van de bijlagen in de e-mails van 20 juni 2023 en 31 augustus 2023 niet met elkaar overeenstemmen, doet aan het voorgaande niet af. Zoals verweerder ter zitting heeft toegelicht gaat het om dezelfde brief die bij verzending steeds opnieuw digitaal uit het personeelsdossier is gedownload en daarbij van een nieuwe bestandsnaam is voorzien. Dit verklaart het onderscheid in aanduidingen.
19. Daarmee heeft verweerder in het verweerschrift alsnog voldoende onderbouwd dat de ontslagbeschikking op 20 juni 2023 in overeenstemming met de wettelijke voorschriften aan eiseres is bekendgemaakt. Daaruit volgt dus ook dat de bezwaartermijn van zes weken vanaf 21 juni 2023 is gaan lopen. Dit ondersteunt verweerders conclusie, dat het bezwaar op 1 september 2023 te laat is ingediend.
20. Verweerder hoefde geen aanleiding te zien om de termijnoverschrijding als verschoonbaar aan te merken. Niet gebleken is dat eiseres was verhinderd om bezwaar te maken binnen een termijn van zes weken na bekendmaking van de ontslagbeschikking. Zo heeft eiseres bijvoorbeeld begin juli 2023 een WW-uitkering aangevraagd; in dat licht valt niet in te zien dat zij geen bezwaar had kunnen maken. Anders dan eiseres stelt, is zij in de ontslagbeschikking bovendien voldoende gewezen op de mogelijkheid tot instelling van bezwaar. Er zijn verder geen feitelijke aanknopingspunten om te vermoeden dat verweerder de ontslagbeschikking opzettelijk later heeft toegestuurd, dan wel een inhoudelijke beoordeling van het ontslag heeft willen omzeilen. De stellingen van eiseres op dit punt berusten op zuivere speculatie en staan haaks op het feit dat de ontslagbeschikking op 20 juni 2023 als bijlage aan haar is gemaild.
Afsluitende opmerking
21. Op zitting heeft de gemachtigde van verweerder meegedeeld, ongeacht de ontvankelijkheid van het bezwaar, te willen bekijken of er toch vanuit coulance ruimte is om een inhoudelijk gesprek met eiseres te hebben over het ontslag.

Conclusie en gevolgen

22. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd. De niet-ontvankelijkheid van het bezwaar blijft desondanks in stand. Er is geen grond voor toekenning van schadevergoeding. Omdat verweerder het bestreden besluit niet goed heeft gemotiveerd moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden. Omdat de ter zitting verleende rechtsbijstand niet beroepsmatig is verleend, is er geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven;
- gebiedt verweerder het griffierecht van € 184,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. D.C. van Genderen, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 6:8 lid 1 Awb.
2.Artikel 3:41 lid 1 Awb.
3.Centrale Raad van Beroep 20 september 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BT2198.
4.Artikel 2:14 lid 1 Awb.