In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 10 mei 2024, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris zich niet aan de beslistermijn had gehouden, die was vastgesteld na een eerdere uitspraak van de rechtbank van 22 september 2023. Eiser had zijn aanvraag op 8 augustus 2022 ingediend, en de Staatssecretaris had binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen. Aangezien dit niet was gebeurd, heeft de rechtbank bepaald dat de Staatssecretaris alsnog binnen vier weken na de uitspraak een besluit moet nemen op de aanvraag van eiser.
De rechtbank heeft ook een dwangsom opgelegd van € 200,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast is de Staatssecretaris veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 437,50, en het griffierecht van € 187,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep ontvankelijk en gegrond is, en dat de Staatssecretaris in gebreke is gebleven door niet tijdig een besluit te nemen. De uitspraak is openbaar gemaakt en de betrokken partijen zijn geïnformeerd over de beslissing.