In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat er niet tijdig is beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres haar aanvraag op 28 september 2022 heeft ingediend en dat de Staatssecretaris de beslistermijn van zes maanden heeft verlengd met negen maanden. Eiseres heeft de Staatssecretaris op 15 januari 2024 in gebreke gesteld, maar heeft meer dan twee weken gewacht met het indienen van beroep. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de Staatssecretaris niet tijdig heeft beslist.
De rechtbank heeft besloten om geen zitting te houden, omdat dit in deze zaak niet nodig is. De rechtbank legt de Staatssecretaris een termijn van acht weken op om alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiseres. Indien de Staatssecretaris deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat eiseres recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 437,50.
De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 10 mei 2024. De rechtbank heeft de Staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een besluit bekend te maken, en heeft de gevolgen van het niet naleven van deze termijn duidelijk uiteengezet.