In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. T. der Bedrosian, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft zijn aanvraag op 8 november 2022 ingediend, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden is door verweerder met negen maanden verlengd. Eiser heeft verweerder op 21 februari 2024 in gebreke gesteld, waarna hij meer dan twee weken later beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist.
De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, aangezien dit in deze zaak niet nodig is. De rechtbank heeft verweerder een termijn van zestien weken gegeven om alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Daarnaast is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser heeft ook recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 437,50, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld.
De rechtbank heeft in haar overwegingen ook aandacht besteed aan de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND, die van toepassing is op asielaanvragen voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wel van toepassing zijn op deze aanvragen, ondanks de Tijdelijke wet. Dit betekent dat de rechtbank verweerder kan verplichten om binnen een bepaalde termijn een besluit te nemen en een dwangsom kan opleggen bij niet-naleving.