ECLI:NL:RBDHA:2024:7875

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
24 mei 2024
Zaaknummer
NL24.3978
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

Op 2 februari 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting van 5 maart 2024. De gemachtigde van eiser was wel aanwezig, maar kon geen informatie geven over de verblijfplaats van eiser, die met onbekende bestemming is vertrokken. De rechtbank heeft de zaak onmiddellijk na de zitting behandeld en heeft het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank overweegt dat, indien een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder de autoriteiten te informeren, er in beginsel vanuit moet worden gegaan dat deze vreemdeling geen prijs meer stelt op de bescherming. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de informatie van de staatssecretaris over de vertrekmelding van eiser. De gemachtigde van eiser heeft geen contact kunnen bevestigen met eiser en heeft niet kunnen aantonen dat eiser nog in Nederland verblijft of dat hij nog prijs stelt op de bescherming. Daarom is het beroep niet-ontvankelijk verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 5 maart 2024.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.3978
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V nummer]

(gemachtigde: mr. L.J. Blijdorp), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. H.J. Toonders).

Procesverloop

Bij besluit van 2 februari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL23.3979, op 5 maart 2024 op zitting behandeld. Eiser is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Bij brief van 1 maart 2024 heeft verweerder de rechtbank geïnformeerd dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken (MOB).
zaaknummer: NL24.3978
2
3. De rechtbank heeft bij bericht van 1 maart 2024 gemachtigde verzocht om de rechtbank te informeren of er nog contact is met eiser, of eiser nog in Nederland verblijft en zo ja, waar en of hij nog prijs stelt op de gevraagde bescherming. Op3 maart 2024 heeft de gemachtigde van eiser aan de rechtbank daarop gereageerd.
4. De rechtbank overweegt als volgt. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 februari 20191 volgt dat, indien een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel vanuit dient te worden gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is alleen anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.
5. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van de van verweerder ontvangen informatie over de MOB-melding van eiser door de ketenpartners. In het bericht van 3 maart 2024 heeft de gemachtigde van eiser aangegeven geen bericht te hebben ontvangen van zijn cliënt dat hij zijn procedure niet zou willen voortzetten. De rechtbank stelt vast dat eiser noch zijn gemachtigde ter zitting zijn verschenen. Ook heeft de gemachtigde van eiser niet aangegeven dat hij nog contact heeft met eiser of dat hij weet waar eiser (in Nederland) verblijft dan wel dat er, in weerwil van de vooronderstelling dat eiser niet langer behoefte heeft aan bescherming, sprake is van procesbelang. Dat de gemachtigde van eiser stelt dat hij over zijn contact met eiser geen mededelingen kan doen vanwege zijn geheimhoudingsplicht, laat het vorenstaande onverlet.
6. Bij deze stand van zaken is de rechtbank van oordeel dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op een inhoudelijke beoordeling van het beroep en geen rechtens te beschermen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het door hem ingestelde beroep. Het beroep van eiser is daarom wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2024 door mr. M.M. Vollebregt- Kuipers, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
zaaknummer: NL24.3978
3
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
10 april 2024

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.