ECLI:NL:RBDHA:2024:7875
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming
Op 2 februari 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting van 5 maart 2024. De gemachtigde van eiser was wel aanwezig, maar kon geen informatie geven over de verblijfplaats van eiser, die met onbekende bestemming is vertrokken. De rechtbank heeft de zaak onmiddellijk na de zitting behandeld en heeft het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank overweegt dat, indien een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder de autoriteiten te informeren, er in beginsel vanuit moet worden gegaan dat deze vreemdeling geen prijs meer stelt op de bescherming. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de informatie van de staatssecretaris over de vertrekmelding van eiser. De gemachtigde van eiser heeft geen contact kunnen bevestigen met eiser en heeft niet kunnen aantonen dat eiser nog in Nederland verblijft of dat hij nog prijs stelt op de bescherming. Daarom is het beroep niet-ontvankelijk verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 5 maart 2024.