ECLI:NL:RBDHA:2024:7824

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 mei 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
C/09/662597 / KG ZA 24-196
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van verstek in kort geding inzake inbreuk op Uniemerk door buitenlandse gedaagde

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 mei 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Koninklijke Philips N.V. en Hunan Beyond Medical Technology Co., Ltd. De eisende partij, Philips, heeft een vordering ingesteld wegens (dreigende) inbreuk op haar Uniemerk ‘INTELLIVUE’ door de gedaagde partij, Beyond, die niet is verschenen. De procedure is gestart met een dagvaarding op 25 maart 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 17 mei 2024. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding op correcte wijze is betekend volgens het Haags Betekeningsverdrag, ondanks dat Beyond niet in persoon is verschenen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van Philips spoedeisend zijn en dat verstek kan worden verleend tegen Beyond. De rechter heeft de vorderingen van Philips grotendeels toegewezen, waaronder een verbod op inbreuk op het IntelliVue-merk en een dwangsom voor iedere dag dat Beyond in strijd handelt met dit bevel. Daarnaast is Beyond veroordeeld in de proceskosten van Philips, die zijn vastgesteld op € 6.978,37. De termijn voor het instellen van een eis in de hoofdzaak is vastgesteld op zes maanden.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Civiel recht
Zaaknummer: C/09/662597 / KG ZA 24-196
Vonnis in kort geding van 24 mei 2024
in de zaak van
KONINKLIJKE PHILIPS N.V.,
te Eindhoven,
eisende partij,
hierna te noemen: Philips,
advocaat: mrs. S.A. Klos en A. Ringnalda,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
HUNAN BEYOND MEDICAL TECHNOLOGY CO., LTD.,
te Changsha, Volksrepubliek China,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Beyond,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de door Philips overeenkomstig de aangehechte kopie uitgebrachte dagvaarding van 25 maart 2024;
- de akte producties bij dagvaarding van 6 mei 2024 met producties EP01 t/m EP25;
- het e-mailbericht van de zijde van Beyond van 25 april 2024, waarin zij onder meer de voorzieningenrechter verzoekt om de geplande mondelinge behandeling (op 17 mei 2024) te verplaatsen naar een datum niet eerder dan 2 juli 2024;
- het e-mailbericht van de zijde van Philips van 26 april 2024 inhoudende een reactie op het hiervoor weergegeven verzoek van Beyond;
- het e-mailbericht namens de voorzieningenrechter van 26 april 2024 (inclusief Engelse vertaling) waarin het verzoek om uitstel van de mondelinge behandeling wordt afgewezen en waarin Beyond wordt aangeraden op korte termijn juridische bijstand te zoeken;
- het e-mailbericht zijdens Beyond van 7 mei 2024 waarbij een inhoudelijke reactie op de dagvaarding is gevoegd;
- de brief zijdens Philips van 15 mei 2024 betreffende “stukken betekening en kennisgeving dagvaarding” met daarbij 14 bijlagen.
1.2.
Op 17 mei 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Beyond is niet verschenen, terwijl Philips – na een korte toelichting – in haar eis heeft volhard.
1.3.
Aan het eind van de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter bepaald dat vandaag vonnis wordt gewezen.

2.De beoordeling van het geschil

Verlening van verstek
2.1.
Allereerst moet de vraag worden beantwoord of tegen Beyond – die niet in de procedure is verschenen – verstek kan worden verleend. In dat verband overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
2.2.
Van toepassing is het Haags Betekeningsverdrag [1] . Zowel de Volksrepubliek China als Nederland zijn daarbij partij.
2.3.
Philips heeft het voor Beyond bestemde dagvaardingsexploot op 25 maart 2024 doen betekenen overeenkomstig het Haags Betekeningsverdrag en artikel 55 lid 1 Rv [2] , door het uitbrengen van het exploot aan het parket van de ambtenaar van de Officier van Justitie bij deze rechtbank, met achterlating van twee afschriften en de vertaling daarvan in de Chinese taal (Mandarijn), de datumbepaling alsmede een specificatie van de gevorderde proceskosten, tevens voorzien van vertaling. Daarbij is verzocht de Centrale Autoriteit van de Volksrepubliek China te verzoeken het exploot, de datumbepaling en de proceskostenspecificatie (en de vertaling) aan Beyond te doen betekenen/kennisgeven overeenkomstig de artikelen 3 tot en met 6 van het Haags Betekeningsverdrag door betekening en kennisgeving met inachtneming van de vormen die in de wetgeving van de Volksrepubliek China zijn voorgeschreven voor de betekening of kennisgeving van stukken die in dat land zijn opgemaakt en bestemd zijn voor zich aldaar bevindende personen en een afschrift van het exploot te retourneren, vergezeld van de verklaring als bedoeld in artikel 6 van het Haags Betekeningsverdrag. Ook heeft Philips op 27 maart 2024 een afschrift van het dagvaardingsexploot, alsmede een Chinese vertaling daarvan, inclusief de proceskostenspecificatie en de datumbepaling, bij aangetekende brief en per UPS koerier verzonden aan het adres van Beyond. UPS heeft bevestigd dat de zending per koerier op 3 april 2024 bij Beyond is bezorgd. De stukken, zoals Philips op 27 maart 2024 aan Beyond heeft verzonden, heeft zij op 29 maart 2024 ook per e-mail aan Beyond gestuurd. Tot slot heeft Philips het Chinese onderzoeksbureau Intellect Consultancy Ltd. ingeschakeld om een brief van Philips (met vertaling) en de dagvaarding met bijlagen (met vertalingen) persoonlijk aan (een medewerker van) Beyond te overhandigen, welke overhandiging blijkens een door Philips overgelegd rapport, opgesteld door genoemd onderzoeksbureau, op 9 april 2024 heeft plaatsgevonden.
2.4.
Gelet hierop en gelet op de omstandigheid dat de voorzieningenrechter op 8 maart 2024 heeft bepaald dat de dagvaarding uiterlijk 16 april 2024 moest zijn uitgebracht, moet worden geconcludeerd dat Philips in zoverre heeft voldaan aan een tijdige betekening van de dagvaarding.
2.5.
Artikel 15 lid 1 van het Haags Betekeningsverdrag bepaalt evenwel dat indien de verweerder (in dit geval: Beyond) niet is verschenen, de rechter de beslissing dient aan te houden totdat is gebleken dat:
a) hetzij van het stuk (voorzieningenrechter: de dagvaarding) betekening of kennisgeving is gedaan met inachtneming van de vormen in de wetgeving van de aangezochte Staat voorgeschreven voor de betekening of de kennisgeving van stukken die in dat land zijn opgemaakt en bestemd zijn voor zich op het grondgebied van dat land bevindende personen,
b) hetzij het stuk aan de verweerder in persoon of aan zijn woonplaats is afgegeven op een andere in [het Haags Betekeningsverdrag] geregelde wijze, en dat de betekening of de kennisgeving, onderscheidenlijk de afgifte zo tijdig is geschied dat de verweerder gelegenheid heeft gehad verweer te voeren.
2.6.
Niet gebleken is dat de dagvaarding volgens de Chinese voorschriften is betekend noch dat de dagvaarding “in persoon of aan zijn woonplaats” is afgegeven aan Beyond op een andere in het Haags Betekeningsverdrag geregelde wijze. Dat brengt in beginsel mee dat (nog) geen verstek kan worden verleend tegen Beyond, zodat (nog) niet aan het materiële geschil tussen partijen kan worden toegekomen. Philips stelt zich echter op het standpunt dat haar vorderingen desondanks bij verstek moeten worden toegewezen, nu zij daarbij een spoedeisend belang heeft. De voorzieningenrechter overweegt daarover het volgende.
2.7.
Ingevolge het bepaalde in artikel 15 lid 3 van het Haags Betekeningsverdrag belet het bepaalde in lid 1 van artikel 15 van het Haags Betekeningsverdrag niet dat door de rechter in spoedeisende gevallen voorlopige of conservatoire maatregelen kunnen worden genomen. Blijkens de wordingsgeschiedenis van die uitzonderingsbepaling kan het spoedeisende karakter van een procedure eraan in de weg staan dat de rechter, zoals voorgeschreven in artikel 15 lid 1 van het Haags Betekeningsverdrag, zijn beslissing aanhoudt totdat is gebleken dat aan de in die bepaling gestelde vereisten is voldaan. Op grond van artikel 15 lid 3 van het Haags Betekeningsverdrag kan de voorzieningenrechter dan ook in een kort geding verstek tegen een in het buitenland woonachtige gedaagde verlenen zonder dat
in spoedeisende gevallenbehoeft te blijken dat aan de voorwaarden van artikel 15 lid 1 van het Haags Betekeningsverdrag is voldaan. Wel zal – met inachtneming van de vereiste spoed – zoveel mogelijk overeenkomstig de doelstelling van het Haags Betekeningsverdrag, gewaarborgd moeten zijn dat een uitgebracht exploot degene voor wie het is bestemd daadwerkelijk bereikt en – als het om een dagvaarding gaat – zo tijdig dat deze nog de mogelijkheid heeft verweer te voeren (zie o.a. Hoge Raad 14 december 2007, ECLI:NL:HR:2007:BB7192).
2.8.
Het spoedeisende karakter van de vorderingen van Philips vloeit voort uit de aard daarvan. De vorderingen strekken er, kort gezegd, toe dat Beyond een verbod, met de nevenvoorziening van een veroordeling tot het doen van opgave, wordt opgelegd wegens (dreigende) inbreuk op het Uniemerk ‘INTELLIVUE’ van Philips (hierna: het IntelliVue-merk), welke (dreiging van) inbreuk volgens Philips nog altijd voortduurt.
2.9.
Verder neemt de voorzieningenrechter – in aanvulling op hetgeen hiervoor onder 2.3 is overwogen – in aanmerking dat Beyond op 25 april 2024 aan de voorzieningenrechter een e-mailbericht heeft gestuurd (zie hiervoor onder 1.1), waarin zij, naast het verzoek om de mondelinge behandeling te verplaatsen naar een datum niet eerder dan 2 juli 2024, de ontvangst van het afschrift van de door Philips op 27 maart 2024 aan haar verzonden dagvaarding bevestigt. Na het bericht van de voorzieningenrechter dat geen aanleiding wordt gezien de mondelinge behandeling te verplaatsen, heeft Beyond per e-mailbericht van 7 mei 2024 aan zowel de advocaten van Philips als de voorzieningenrechter, een in de Engelse taal opgestelde inhoudelijke reactie op de dagvaarding gezonden.
2.10.
Uit het voorgaande volgt dat Beyond de dagvaarding heeft ontvangen, dat zij de inhoud daarvan kent en dat zij (voldoende) gelegenheid heeft gehad inhoudelijk verweer te voeren. Dat leidt de voorzieningenrechter tot de slotsom dat – met toepassing van artikel 15 lid 3 van het Haags Betekeningsverdrag – verstek kan worden verleend tegen Beyond.
Bevoegdheid
2.11.
Philips baseert haar vorderingen op (dreigende) inbreuk op het IntelliVue-merk. De (internationale en relatieve) bevoegdheid van de rechtbank om kennis te nemen van die vorderingen volgt uit artikel 123 lid 1 in samenhang bezien met artikel 124 onder a en artikel 125 lid 2 UMVo [3] in verbinding met artikel 3 van de Uitvoeringsweg EG-verordening inzake het Gemeenschapsmerk, nu Beyond woonplaats noch vestiging heeft in één van de lidstaten van de Europese Unie en Philips gevestigd is in Nederland. Ingevolge artikel 126 lid 1 strekt de bevoegdheid van de rechtbank zich uit tot het grondgebied van alle lidstaten van de Europese Unie.
De vorderingen
2.12.
Het gevorderde komt de voorzieningenrechter – met uitzondering van enkele hierna genoemde (sub)onderdelen – niet onrechtmatig of ongegrond voor en wordt daarom grotendeels toegewezen, met inachtneming van het navolgende.
Inbreuk
2.13.
Het onder 1 gevorderde stakingsbevel zal de voorzieningenrechter toewijzen. De voorzieningenrechter zal dat bevel evenwel herformuleren, zodat daarin – naar de wens van Philips, zoals zij tijdens de mondelinge behandeling heeft toegelicht – tot uitdrukking wordt gebracht dat het Beyond verboden is inbreuk te maken op het IntelliVue-merk, in het bijzonder door het gebruik van het teken ‘IntelliView’ (hierna: het Inbreukmakende Teken) voor medische apparatuur (in het bijzonder patiëntenmonitors) en door de, kort gezegd, verhandeling, van dergelijke apparatuur waarop dat teken is aangebracht (hierna: de Inbreukmakende Producten).
2.14.
Nu een bevel tot het staken van de verhandeling van Inbreukmakende Producten reeds (expliciet) valt onder de reikwijdte van de toe te wijzen vordering onder 1, zoals hiervoor besproken, bestaat geen belang bij toewijzing van de vordering onder 2, zodat de voorzieningenrechter die vordering zal afwijzen.
Dwangsommen
2.15.
De toe te wijzen dwangsommen zal de voorzieningenrechter maximeren zoals in de beslissing vermeld.
Opgave
2.16.
De onder 4 gevorderde opgave zal de voorzieningenrechter in gewijzigde vorm toewijzen, namelijk zonder daaraan de verplichting voor Beyond te koppelen om die opgave te doen certificeren door een registeraccountant (na een door die accountant zelfstandig verricht onderzoek). Hetgeen met betrekking tot de accountant wordt gevorderd, komt erop neer dat de registeraccountant een verklaring geeft dat de opgave, voor zover verifieerbaar, een getrouwe weergave van de werkelijkheid vormt en/of dat er geen aanwijzingen zijn dat de opgave onjuist of onvolledig is. Dit vormt een opdracht die aspecten van
assuranceheeft, die de accountant op grond van zijn beroepsregels alleen kan geven als aan specifieke vereisten is voldaan. Het is de voorzieningenrechter ambtshalve bekend dat toewijzing van een daarop gerichte vordering tot executieproblemen kan leiden, aangezien een registeraccountant op grond van zijn beroepsregels niet zonder meer conclusies kan trekken die zekerheid geven over de juistheid en volledigheid van de opgave (zie bijvoorbeeld Gerechtshof Den Haag 24 juli 2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:1907).
Proceskosten
2.17.
Philips heeft een volledige proceskostenveroordeling op de voet van artikel 1019h Rv gevorderd en haar kosten in een bij de dagvaarding gevoegd (en afzonderlijk vertaald en meebetekend) proceskostenoverzicht gespecificeerd tot een bedrag van € 12.561,50.
2.18.
De onderhavige zaak is een zaak ter handhaving van intellectuele eigendomsrechten in de zin van artikel 1019 Rv. Om de redelijkheid en evenredigheid van de opgevoerde advocaatkosten te kunnen beoordelen, zal de voorzieningenrechter aansluiting zoeken bij de Indicatietarieven in IE-zaken (versie april 2017). De daarin vermelde tarieven worden geacht redelijk en evenredig te zijn. Onderhavige zaak valt, gelet op het relevante feitencomplex, de (eenduidige) grondslag van de vordering en de afwezigheid van verweer, naar het oordeel van de voorzieningenrechter onder de categorie ‘eenvoudig kort geding’ met een maximumtarief van € 6.000,-. De voorzieningenrechter zal de door Philips gemaakte en gespecificeerde advocaatkosten tot dat maximumbedrag toewijzen; het meer gevorderde wordt afgewezen. Het niet verschijnen van Beyond op de mondelinge behandeling – en dus het ontbreken van (inhoudelijk) verweer – leidt niet tot toepassing van een (nadere) korting op het toe te wijzen (maximum)bedrag. Aan die omstandigheid kan immers niet de conclusie worden verbonden dat de advocaten van Philips in redelijkheid minder uren aan de (voorbereidende) werkzaamheden van deze procedure (inclusief de mondelinge behandeling) hadden kunnen besteden (en zodoende de gemaakte kosten significant hadden kunnen beperken).
2.19.
Onder de proceskosten vallen ook de nakosten. De nakosten worden begroot op het bedrag genoemd in het liquidatietarief civiel (per 1 februari 2024: € 178,-). In geval van betekening worden een extra bedrag aan salaris (per 1 februari 2024: € 92,-) en de explootkosten van betekening toegekend.
2.20.
Beyond zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld. De proceskosten van Philips worden begroot op:
  • dagvaarding € 112,37
  • griffierecht € 688,00
  • salaris advocaat € 6.000,00
  • nakosten €
Totaal € 6.978,37
Termijn hoofdzaak
2.21.
De voorzieningenrechter zal de termijn voor het instellen van een eis in de hoofdzaak als bedoeld in artikel 1019i Rv bepalen op zes maanden.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
verleent verstek tegen Beyond;
3.2.
beveelt Beyond binnen drie dagen na betekening van dit vonnis iedere inbreuk op het IntelliVue-merk in de Europese Unie te staken en gestaakt te houden, meer in het bijzonder door te staken en gestaakt te houden het gebruik van het Inbreukmakende Teken ter aanduiding van medische apparatuur (en specifiek patiëntenmonitors), waaronder mede begrepen het aanbieden, adverteren, importeren, exporteren, verkopen en/of leveren van de Inbreukmakende Producten – inclusief het (doen) aanbieden, adverteren en verkopen op (enig onderdeel van) de websites www.alibaba.com, www.made-in-china.com, en.csbeyond.cn en/of www.hnbeyond.com;
3.3.
beveelt Beyond binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan de advocaten van Philips een opgave, gestaafd door (duidelijk) leesbare kopieën van alle relevante bescheiden, te doen van de volgende gegevens:
  • het totaal aantal exemplaren van de Inbreukmakende Producten dat Beyond en/of een derde partij voor Beyond in de Europese Unie heeft geproduceerd dan wel heeft laten produceren;
  • het totaal aantal exemplaren van de Inbreukmakende Producten dat Beyond en/of een derde partij voor gedaagde in de Europese Unie in voorraad houdt;
  • het totaal aantal exemplaren van de Inbreukmakende Producten dat Beyond in de Europese Unie heeft verkocht;
  • de volledige (bedrijfs)namen en adres- en contactgegevens van alle afnemers die in de Europese Unie zijn gevestigd, met uitzondering van (particuliere) eindgebruikers, aan wie een of meer exemplaren van de Inbreukmakende Producten zijn verkocht, met opgave van het totaal aantal exemplaren van de Inbreukmakende Producten dat aan ieder van die afnemers is verkocht;
  • de volledige naam/namen en adres/adressen van de leveranciers, producenten, wederverkopers, importeurs en/of eventuele andere derden die betrokken zijn (geweest) bij de verhandeling van de Inbreukmakende Producten;
3.4.
veroordeelt Beyond aan Philips te voldoen:
  • een dwangsom van € 10.000,- voor iedere dag (inclusief een deel van een dag) dat Beyond geheel of gedeeltelijk in strijd handelt met het in 3.2 neergelegde bevel, of
  • een dwangsom van € 1.000,- per gegeven waarmee het bevel van 3.3 wordt geschonden, of – zulks ter keuze aan Philips – per dag waarop dit bevel wordt geschonden, met een maximum van € 100.000,-;
3.5.
veroordeelt Beyond in de proceskosten, aan de zijde van Philips tot op heden begroot op € 6.978,37, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Beyond niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Beyond € 92,- extra betalen plus de kosten van betekening;
3.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
bepaalt de termijn voor het instellen van een eis in de hoofdzaak als bedoeld in artikel 1019i Rv op zes maanden na de datum van dit vonnis;
3.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Bierling, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. R.W.J. Slits, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2024.

Voetnoten

1.Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken van 15 november 1965.
2.Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
3.Verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk.