Op 1 mei 2024 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak betreft een verzoek van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die de machtiging verzoekt voor de duur van de ondertoezichtstelling. De moeder en [minderjarige] verblijven momenteel in een moeder-kindhuis, waar zij 24-uurs begeleiding ontvangen. Ondanks deze begeleiding blijkt het de moeder niet te lukken om de zorg voor [minderjarige] adequaat op zich te nemen. De relatie tussen de ouders is conflictueus, wat de emotionele beschikbaarheid van beide ouders negatief beïnvloedt. Dit is zorgelijk, aangezien [minderjarige] volledig afhankelijk is van een opvoeder die op elk moment beschikbaar moet zijn.
De kinderrechter heeft de situatie van de ouders en de zorg voor [minderjarige] zorgvuldig gewogen. De vader heeft verweer gevoerd tegen de uithuisplaatsing, maar de kinderrechter heeft geconcludeerd dat de thuissituatie bij de vader op dit moment niet wenselijk is. De moeder heeft ingestemd met de uithuisplaatsing, omdat zij inziet dat haar emotionele toestand niet in het belang van [minderjarige] is. De kinderrechter heeft uiteindelijk besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing toe te kennen, met als doel de verzorging en opvoeding van [minderjarige] te waarborgen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de ouders zijn geïnformeerd over hun recht om in hoger beroep te gaan.