ECLI:NL:RBDHA:2024:7786

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 mei 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
NL24.11510
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardige nationaliteit en inconsistenties in verklaringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 mei 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de asielaanvraag van eiser is afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser, die aanvankelijk de Gambiaanse nationaliteit claimde, heeft zijn aanvraag later gewijzigd naar de Senegalese nationaliteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, de aanvraag op 14 maart 2024 heeft afgewezen, omdat eiser niet overtuigend heeft aangetoond dat hij de Senegalese nationaliteit heeft en zijn verklaringen inconsistent zijn. Eiser had eerder een Gambiaans paspoort overgelegd, dat als authentiek was beoordeeld, en verweerder heeft geconcludeerd dat de problemen die eiser met rebellen in Gambia zou hebben, ongeloofwaardig zijn.

De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat een bestuursorgaan de vrijheid heeft om terug te komen op eerder ingenomen standpunten, mits dit goed gemotiveerd gebeurt. In dit geval heeft verweerder voldoende onderbouwing gegeven voor de wijziging van standpunt, door te verwijzen naar de documenten die eiser heeft overgelegd en de inconsistenties in zijn verklaringen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de afwijzing van de asielaanvraag als kennelijk ongegrond terecht was, en dat eiser geen recht heeft op een vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.11510

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. H.A.C. Klein Hesselink),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 14 maart 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 5 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, P. Diagne als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

1. Eiser heeft op 12 februari 2019 een asielaanvraag in Nederland ingediend. Daarbij heeft hij in eerste instantie gesteld dat hij is geboren op [Geboortedatum] en de Gambiaanse nationaliteit heeft. In de correcties en aanvullingen op zijn aanmeldgehoor van 25 februari 2021 heeft eiser daarentegen gesteld dat hij geboren is op [Geboortedatum 2] en de Senegalese nationaliteit heeft.
2. Bij besluit van 7 mei 2021 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond. De door eiser bij correcties en aanvullingen op het aanmeldgehoor gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst zijn daarbij door verweerder gevolgd. Deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, heeft dit besluit bij uitspraak van 30 maart 2022 vernietigd. [1]
3. Verweerder heeft eisers asielaanvraag bij het bestreden besluit opnieuw afgewezen, nu als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c en e, van de Vw. [2] In het bestreden besluit gaat verweerder uit van de Gambiaanse nationaliteit van eiser. Verweerder verwijst hiervoor naar een door eiser overgelegd, echt bevonden, Gambiaans paspoort. Eiser heeft niet met identificerende documenten of overtuigende verklaringen zijn gestelde identiteit en Senegalese nationaliteit geloofwaardig kunnen maken. Eisers gestelde persoonlijke problemen met rebellen in Gambia acht verweerder ongeloofwaardig.
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Verweerder heeft volgens hem niet deugdelijk gemotiveerd waarom hij in het bestreden besluit terugkomt op de eerder aangenomen Senegalese nationaliteit. Ten tijde van het nemen van het besluit van 7 mei 2021 was ook al het EU-Vis resultaat bekend bij verweerder. Verweerder heeft eiser tijdens het aanmeldgehoor op 24 februari 2021 en het nader gehoor op 30 april 2021 ook vragen gesteld over zijn Gambiaanse paspoort. Verweerder heeft daarnaast niet voldaan aan de uitspraak van de rechtbank van 30 maart 2022. Voor zover wordt uitgegaan van eisers Gambiaanse nationaliteit, is eiser ook in Gambia niet veilig voor de rebellen. Verweerder heeft de aanvraag ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat hij verweerder niet heeft misleid. Hij heeft in het kader van zijn asielaanvraag geen valse documenten overgelegd. Nu de aanvraag ten onrechte is afgewezen als kennelijk ongegrond, is ook ten onrechte een inreisverbod tegen eiser uitgevaardigd.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. In de uitspraak van de rechtbank van 30 maart 2022 is overwogen dat verweerder in het vernietigde besluit ten onrechte had aangenomen dat eiser in Senegal een binnenlands vestigingsalternatief heeft. Daarbij was eisers gestelde Senegalese nationaliteit niet in geschil.
6. Uit jurisprudentie van de Afdeling [3] volgt dat een bestuursorgaan, binnen redelijke grenzen, steeds de vrijheid heeft om na zorgvuldig onderzoek terug te komen van een eerder ingenomen standpunt. Het bestuursorgaan moet de reden waarom hij terugkomt van een eerder standpunt wel inzichtelijk motiveren om te verzekeren dat een vreemdeling ook op dat punt tegen het nieuwe besluit kan opkomen en om te verzekeren dat de bestuursrechter dit daadwerkelijk en effectief kan toetsen. [4]
7. Verweerder heeft in dit geval afdoende gemotiveerd waarom hij nu uitgaat van eisers Gambiaanse nationaliteit. Om te beginnen heeft eiser deze nationaliteit onderbouwd met documenten doordat hij bij zijn visumaanvraag in 2016 een Gambiaans paspoort heeft overgelegd. Deze Gambiaanse nationaliteit van eiser is geregistreerd in EU-Vis. Niet is bestreden dat het Gambiaanse paspoort van eiser destijds echt is bevonden. Eiser heeft tot op heden geen feiten of omstandigheden gesteld die aanleiding geven om te twijfelen aan dat oordeel. Eiser stelt zich sinds de correcties en aanvullingen op het verslag van het aanmeldgehoor op het standpunt dat verweerder hoort uit te gaan van de Senegalese nationaliteit, omdat het Gambiaanse paspoort zou zijn verkregen met gebruikmaking van een valse geboorteakte. Verweerder heeft er echter terecht op gewezen dat eiser de gestelde Senegalese nationaliteit niet met documenten heeft onderbouwd. Verder heeft verweerder er terecht op gewezen dat eiser ook na het indienen de asielaanvraag meerdere keren heeft verklaard dat hij de Gambiaanse nationaliteit heeft. Verweerder stelt ook terecht dat eiser wisselend en inconsistent heeft verklaard over zijn identiteit en herkomst. Zo heeft eiser verklaard dat hij is geboren op [Geboortedatum], dan wel [Geboortedatum 2], terwijl het Gambiaanse paspoort [Geboortedatum 3] als geboortedatum vermeldt. Daarnaast heeft eiser in het gehoor bescherming EU van 18 februari 2019 verklaard dat hij is geboren in [Geboorteplaats], Gambia. Tijdens het aanmeldgehoor van 25 februari 2021 heeft eiser verklaard dat hij is geboren in [Geboorteplaats 2], Senegal. Ook is eiser geconfronteerd met zijn verklaringen in Duitsland dat hij is geboren op [Geboortedatum 2] in [Geboorteplaats 3], Gambia. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiser genoemde inconsistenties niet heeft weten op te helderen.
8. Met de huidige motivering heeft verweerder alsnog kunnen besluiten om uit te gaan van de Gambiaanse nationaliteit van eiser. Nu de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser in de eerdere beroepsprocedure geen onderwerp van geschil zijn geweest, was het voor een gewijzigde beoordeling niet vereist dat zich na de uitspraak van de rechtbank nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan.
9. Gelet op de aan te nemen Gambiaanse nationaliteit van eiser, is toetsing van de gestelde problemen in Senegal niet aan de orde. Het beroep in dit verband op de uitspraak van de rechtbank van 30 maart 2022 slaagt dan ook niet.
10. Verweerder heeft eisers gestelde problemen met rebellen in Gambia niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. In de uitspraak van 30 maart 2022 is eerder geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de rebellen het in Gambia persoonlijk hadden voorzien op eiser. Eiser heeft daarna geen feiten of omstandigheden aangevoerd die aanleiding kunnen geven voor een andere conclusie. De beroepsgrond slaagt niet.
11. Nu eiser ter onderbouwing van de aanvraag verklaringen heeft afgelegd over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst die niet worden gevolgd en die evident afwijken van de wel aannemelijk geachte informatie uit het dossier, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser kennelijk inconsequente en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd en daarmee ook heeft getracht om hem te misleiden. De aanvraag is dan ook terecht afgewezen als kennelijk ongegrond op basis van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c en e, van de Vw. Gelet hierop heeft verweerder kunnen bepalen dat eiser onmiddellijk Nederland moet verlaten. [5] Verweerder heeft daarom terecht een inreisverbod tegen eiser uitgevaardigd. [6]
12. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Vreemdelingenwet 2000.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4.Uitspraak van 17 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2333.
5.Op grond van artikel 62, tweede lid, van de Vw.
6.Op grond van artikel 66a, eerste lid, onder a, van de Vw.