ECLI:NL:RBDHA:2024:7766
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Iraanse eiser op grond van ongeloofwaardige afvalligheid en bekering tot het christendom
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 22 mei 2024 wordt het beroep van een Iraanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, die op 5 april 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel indiende, stelt dat hij vanwege zijn afvalligheid van de islam en bekering tot het christendom in Iran gevaar loopt. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag echter afgewezen, omdat de gestelde afvalligheid en bekering ongeloofwaardig werden geacht. De rechtbank behandelt de zaak en concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de verklaringen van de eiser inconsistent en niet onderbouwd zijn. De rechtbank wijst op de tegenstrijdigheden in de verklaringen van de eiser over zijn afvalligheid en bekering, en stelt vast dat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd om zijn vrees voor vervolging in Iran aannemelijk te maken. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de aanvraag terecht als ongegrond heeft afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van consistente en onderbouwde verklaringen in asielprocedures, vooral in zaken die betrekking hebben op religieuze overtuigingen en de gevolgen daarvan in het land van herkomst.