In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser had zijn aanvraag op 17 september 2022 ingediend, en volgens de wet moest verweerder binnen zes maanden beslissen. Deze termijn werd echter met negen maanden verlengd op basis van de WBV 2022/22. Eiser heeft verweerder op 22 januari 2024 in gebreke gesteld, maar heeft meer dan twee weken gewacht met het indienen van beroep. De rechtbank heeft het beroep daarom kennelijk gegrond verklaard.
De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. De rechtbank heeft verweerder een termijn van acht weken gegeven om een nader gehoor af te nemen en acht weken daarna om een besluit bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 437,50, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld.
De rechtbank heeft de uitspraak openbaar gemaakt op 22 april 2024, en heeft de beslissing genomen dat het beroep gegrond is, het niet tijdig nemen van een besluit is vernietigd, en dat verweerder binnen zestien weken alsnog een besluit op de aanvraag moet nemen. De rechtbank heeft ook aangegeven dat eiser recht heeft op proceskostenvergoeding.