ECLI:NL:RBDHA:2024:771
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om bestuurlijke heroverweging van asielaanvraag van eiser met Afghaanse nationaliteit
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 januari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om bestuurlijke heroverweging van een asielaanvraag van eiser, die de Afghaanse nationaliteit heeft. Eiser heeft in het verleden meerdere asielaanvragen ingediend, waarvan de eerste op 18 december 2017 werd afgewezen. Deze afwijzing is door de hoogste bestuursrechter bevestigd. Eiser heeft op 12 december 2018 een tweede aanvraag ingediend, die eveneens niet-ontvankelijk werd verklaard. Op 27 augustus 2021 diende eiser een derde aanvraag in, samen met een verzoek om heroverweging van de eerdere afwijzing. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 10 januari 2023 de aanvraag ingewilligd, maar het verzoek om heroverweging afgewezen.
De rechtbank heeft het beroep van eiser op 20 december 2023 behandeld. Eiser stelt dat hij als gezinslid van iemand die geassocieerd werd met de voormalige Afghaanse autoriteiten in aanmerking moet komen voor vluchtelingenstatus. De rechtbank oordeelt dat verweerder op goede gronden het verzoek om heroverweging heeft afgewezen. De rechtbank stelt vast dat eiser niet heeft aangetoond dat hij voor 27 augustus 2021 in aanmerking kwam voor een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank wijst erop dat de beleidswijziging van 21 juli 2022 niet van toepassing is op de eerdere aanvragen van eiser, omdat er destijds onvoldoende informatie was over de risico's voor gezinsleden van personen die geassocieerd werden met internationale strijdkrachten.
De rechtbank concludeert dat het verzoek om bestuurlijke heroverweging ongegrond is en dat de ingangsdatum van de verblijfsvergunning correct is vastgesteld. Eiser heeft geen recht op proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen vier weken hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.