ECLI:NL:RBDHA:2024:7690

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
22 mei 2024
Zaaknummer
23/4507 en 23/4510
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Last onder dwangsom en boete voor onvergunde onzelfstandige bewoning door meer dan twee personen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 26 maart 2024, worden de beroepen van eiseres tegen een last onder dwangsom en een boete voor onvergunde onzelfstandige bewoning door meer dan twee personen beoordeeld. Eiseres, eigenaar van een woning aan [adres] in [plaats], had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, die op 22 mei 2023 waren genomen. De rechtbank heeft de beroepen op 27 februari 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde, alsook de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de Haagse Pandbrigade bij inspectie van de woning had vastgesteld dat er meer dan drie personen in de woning verbleven, wat in strijd is met de Huisvestingswet. Eiseres betoogde dat de vier aanwezige personen familie van elkaar waren en gezamenlijk een huishouden voerden, maar de rechtbank concludeert dat dit niet het geval was. De verklaring van een van de bewoners, dat de anderen tijdelijk bij haar verbleven, ondersteunt de conclusie dat er geen duurzaam gemeenschappelijk huishouden was.

De rechtbank oordeelt verder dat eiseres terecht als overtreder is aangemerkt, omdat zij de woning had verhuurd aan de vier bewoners. De opgelegde boete van € 10.000,- wordt als evenredig beschouwd, gezien het feit dat eiseres meerdere woningen verhuurt en er geen bijzondere omstandigheden zijn die tot een vermindering van de boete zouden leiden. De beroepen van eiseres worden ongegrond verklaard, wat betekent dat de last onder dwangsom en de boete in stand blijven.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 23/4507 en 23/4510

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 maart 2024 in de zaken tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. S. van der Eijk),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. R.D. Fehrmann).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseres tegen de last onder dwangsom (SGR 23/4507) en de boete voor onvergunde onzelfstandige bewoning door meer dan twee personen (SGR 23/4510) aan de [adres] in [plaats].
1.1.
Met de bestreden besluiten van 22 mei 2023 op de bezwaren van eiseres is verweerder, overeenkomstig het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften van
22 mei 2023, daarbij gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft de beroepen op 27 februari 2024 gevoegd op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres is eigenaar van de woning aan de [adres] in [plaats] (woning). De Haagse Pandbrigade (HPB) heeft bij een inspectie van de woning zes slaapplaatsen geconstateerd, waarvan er vier in gebruik waren. Bij de inspectie zijn vier personen in de woning aangetroffen. De inspecteurs hebben geconcludeerd dat er in de woning meer dan drie personen wonen en dat er sprake is van onvergunde onzelfstandige bewoning. Verweerder heeft een last onder dwangsom opgelegd om deze overtreding te beëindigen en beëindigd te houden. Verweerder heeft daarnaast een boete van € 10.000,- opgelegd.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. In de eerste plaats heeft verweerder met het inspectierapport van
28 september 2022 de overtreding van de Huisvestingswet niet aannemelijk gemaakt. De vier personen die tijdens de inspectie aanwezig waren, zijn familie van elkaar en zij maken gezamenlijk gebruik van de woning. [1] Omdat het maar vier personen zijn, is goed voorstelbaar dat zij een gezamenlijke huishouding voeren. Uit het dossier blijkt ook dat zij duurzaam een gemeenschappelijk huishouden voeren, omdat zij gezamenlijk de huur voldoen aan eiseres. Verweerder heeft niet voldaan aan zijn onderzoeks- en motiveringsplicht die geldt als bewoners zich beroepen op familierelaties.
3.1.
In de tweede plaats is eiseres ten onrechte als overtreder aangemerkt. Eiseres heeft de overtreding niet aanvaard en zij is niet tekortgeschoten in dat wat redelijkerwijs van haar mocht worden verwacht om overtredingen te voorkomen. Eiseres inspecteert het pand met enige regelmaat en zij doet er alles aan om onzelfstandige bewoning te voorkomen. Zij spreekt hierover met de huurders zodra ze met hen een huurovereenkomst aangaat. Om privacy-redenen kan niet worden gevergd dat zij de woning dagelijks of meerdere keren per week bezoekt.
3.2.
In de derde plaats is de boete onevenredig hoog.
Wat zijn de regels?
4. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Is sprake van een overtreding?
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met het inspectierapport heeft aangetoond dat de woning werd gebruikt voor onzelfstandige bewoning door meer dan drie personen. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
5.1.
Als twee of meer bewoners een duurzaam gemeenschappelijke huishouding (willen) voeren, dan geldt dat niet als onzelfstandige bewoning. [2] De vier bewoners van de woning van eiseres voerden echter niet een duurzaam gemeenschappelijke huishouding. Uit het inspectierapport volgt namelijk dat de bewoners [naam 1] en [naam 2] op het adres van de woning zijn ingeschreven in de Basisregistratie personen (Brp). De andere twee bewoners, [naam 3] en [naam 4], staan niet op dat adres ingeschreven in de Brp. Verder volgt uit het inspectierapport dat bewoner [naam 2] heeft verklaard dat
[naam 3] en [naam 4] de kinderen zijn van haar tante. Zij mogen in de woning wonen totdat zij een eigen woning hebben gevonden. Verweerder mocht daaruit de conclusie trekken dat de reden om de woonruimte te delen alleen daarin was gelegen en dat het niet de bedoeling was om bestendig voor onbepaalde tijd samen een huishouden te vormen. Het gegeven dat er een familierelatie bestaat, doet hier niet aan af. Uit de verklaring van [naam 2] volgt namelijk dat er een samenlevingswens is die overwegend wordt bepaald door de beslissing om de woning te delen.
5.2.
Het betoog van eiseres dat op verweerder een verdergaande onderzoeks- en motiveringsplicht rust omdat het om een familierelatie gaat, slaagt niet. Anders dan in de door eiseres aangehaalde uitspraak [3] heeft bewoner [naam 2] namelijk verklaard dat de reden waarom de woning door vier personen wordt bewoond enkel was gelegen in het feit dat [naam 3] en [naam 4] nog geen eigen woning hebben.
5.3.
De rechtbank volgt eiseres ook niet in haar standpunt dat de vier bewoners duurzaam een gemeenschappelijk huishouden voeren omdat zij gezamenlijk de huur voldoen. Het gezamenlijk betalen van de huur zegt namelijk nog niets over de vraag of tussen de bewoners een band bestaat die het enkel gezamenlijk bewonen van de woning te boven gaat. Het maakt ook niet duidelijk of de bewoners de bedoeling hebben om bestendig voor onbepaalde tijd een huishouden te vormen. De verklaring van [naam 2] dat
[naam 3] en [naam 4] in de woning wonen totdat zij eigen woonruimte hebben duidt er juist op dat de bewoners niet de bedoeling hadden om voor onbepaalde tijd een huishouden te vormen.
Is eiseres overtreder?
6. De rechtbank oordeelt dat eiseres terecht is aangemerkt als overtreder, [4] omdat zij de woning zelf heeft verhuurd aan de vier bewoners. Eiseres heeft dit in haar pleitnota in bezwaar en in haar beroepschrift ook erkend door te stellen dat de vier bewoners een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren in de woning en dat zij gezamenlijk de huur betalen aan eiseres. Dit komt overeen met de onder 5.1 genoemde verklaring van [naam 2]. De rechtbank volgt eiseres daarbij niet in haar voor het eerst op zitting ingenomen en niet onderbouwde standpunt dat zij de woning niet heeft verhuurd, maar gratis ter beschikking heeft gesteld aan bewoners [naam 1] en [naam 2] omdat hun woning door brand onbewoonbaar was.
6.1.
Verweerder mocht daarom de last onder dwangsom en de boete aan eiseres opleggen.
Is de boete evenredig?
7. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder het juiste boetetarief heeft gehanteerd. Eiseres heeft niet betwist dat zij meerdere woningen verhuurt. Dat betekent dat er sprake is van beroepsmatige exploitatie waarvoor het boetetarief van € 10.000,- per overtreding geldt. [5]
7.1.
De rechtbank is niet gebleken van bijzondere omstandigheden die met zich brengen dat de boete moet worden gematigd, zoals een verminderde verwijtbaarheid, een beperkte ernst van de overtreding of een geringe financiële draagkracht. [6] Het betoog van eiseres dat zij de woning op regelmatige basis controleert, dat de woning nog maar kort door de vier personen werd bewoond en dat het aantal bewoners gering is, maakt niet dat er sprake is van een verminderde verwijtbaarheid. Eiseres heeft immers zelf voor deze huurders gekozen. Ook de omstandigheid dat verweerder geen overbewoning heeft vastgesteld leidt niet tot de slotsom dat eiseres verminderd verwijtbaar is. Overbewoning zou immers een andere (bijkomende) overtreding zijn. Het betoog van eisers slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de bestreden besluiten, en daarmee de last onder dwangsom en de boete, overeind blijven. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.K.S. Mollen, rechter, in aanwezigheid van A.J. van Rossum, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Huisvestingswet 2014
Artikel 21
1. Het is verboden om een woonruimte, behorend tot een met het oog op het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad door de gemeenteraad in de huisvestingsverordening aangewezen categorie woonruimte en die gelegen is in een in de huisvestingsverordening aangewezen gebied, zonder vergunning van burgemeester en wethouders:
(…)
c. van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten of omgezet te houden;
(…)
Huisvestingsverordening Den Haag 2019 [7]
Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
duurzaam gemeenschappelijke
huishouding: een vaste groep van personen tussen wie een band bestaat die het enkel gezamenlijk bewonen van bepaalde woonruimte te boven gaat en die de bedoeling heeft om bestendig voor onbepaalde tijd een huishouden te vormen. Er dient ook sprake te zijn van een samenlevingswens tussen de personen die niet overwegend wordt bepaald door de beslissing om de betrokken woonruimte te delen;
huishouden: een alleenstaande óf twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijke huishouding (willen) voeren;
onzelfstandige woonruimte: woonruimte die geen eigen toegang heeft en niet door een huishouden kan worden bewoond zonder wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;
zelfstandige woonruimte: zoals omschreven in artikel 234 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 5:1 Woonruimten met een vergunningplicht voor onttrekking, omzetting of woningvorming
1. Artikel 21 van de Huisvestingswet 2014 is van toepassing op alle zelfstandige woonruimten behorend tot een gebouw gelegen in alle wijken van Den Haag.
(…)
Artikel 5:2 Vergunningplicht onttrekking, omzetting of woningvorming
De in artikel 5:1 genoemde woonruimten mogen niet zonder vergunning:
(…)
b. van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte voor drie of meer personen worden omgezet; (…)

Voetnoten

1.Eiseres verwijst naar de uitspraak van deze rechtbank van 7 februari 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:1222.
2.Artikel 1:1 van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019 (Verordening).
3.Uitspraak van deze rechtbank van 7 februari 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:1222.
4.Artikel 5:1, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
5.Artikel 7:2 van de Huisvestingsverordening en de daarbij behorende bijlage II.
6.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2400.
7.Zoals die gold ten tijde van het bestreden besluit.