Op 10 mei 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het verzet van de opposant tegen de eerdere uitspraak van 6 december 2023, waarin het beroep van de opposant gegrond werd verklaard. De opposant had verzet aangetekend omdat hij meende dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat er geen twijfel bestond over de uitkomst van de zaak en dat er geen zitting nodig was. De rechtbank oordeelde dat de eerdere uitspraak niet juist was, omdat de wegingsfactor voor de proceskosten ten onrechte als 'zeer licht' was vastgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wegingsfactor in vreemdelingenzaken niet lager dan 0,5 mag zijn, en dat de rechtbank in de eerdere uitspraak had nagelaten om de wegingsfactor 'licht' toe te passen. Hierdoor is het verzet gegrond verklaard en is de eerdere uitspraak gedeeltelijk vervallen. De rechtbank heeft de verweerder ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de opposant, zowel in beroep als in verzet, elk ter hoogte van € 437,50. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verzet en het beroep gegrond zijn, en dat de uitspraak van 6 december 2023 voor zover deze artikel 8:75 van de Awb onjuist toepaste, vervalt. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan niet worden aangevochten voor zover deze op het verzet betrekking heeft.