In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. S. Cetinkaya-Ahmad, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareisasiel. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder geen verweerschrift heeft ingediend en dat partijen geen zitting hebben verzocht, waardoor de rechtbank het onderzoek heeft gesloten zonder mondelinge behandeling.
Eiser heeft op 29 juni 2023 zijn aanvraag ingediend, welke op 13 juli 2023 door verweerder is bevestigd. De beslistermijn van 90 dagen is door verweerder met drie maanden verlengd. Eiser heeft verweerder op 17 januari 2024 in gebreke gesteld, waarna hij beroep heeft ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep terecht is ingediend en gegrond is, omdat verweerder niet tijdig een besluit heeft genomen.
De rechtbank draagt verweerder op om binnen vier weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiser. Tevens wordt verweerder een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten, vastgesteld op € 437,50, omdat hij juridische bijstand heeft ingeschakeld voor het indienen van het beroepschrift. De uitspraak is openbaar gemaakt op 9 april 2024.