ECLI:NL:RBDHA:2024:7616
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van verzet tegen niet-tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak hebben de opposanten verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) gegrond werd verklaard. De rechtbank had verweerder opgedragen om binnen twintig weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen. De opposanten zijn van mening dat deze termijn te lang is en dat er een kortere termijn had moeten worden vastgesteld. Ze stellen dat er al zeven maanden verstreken waren sinds de indiening van hun beroep en dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat er nader onderzoek nodig was door verweerder.
De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat in verzet alleen kan worden beoordeeld of de bestuursrechter terecht tot een vereenvoudigde behandeling is overgegaan. Dit houdt in dat de beoordeling beperkt is tot de vraag of de uitspraak zonder zitting terecht is gedaan. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de gekozen termijn van twintig weken niet onredelijk is en dat er geen aanwijzingen zijn dat het onderzoek naar de aanvraag al eerder was gestart. De opposanten hebben geen nieuwe argumenten aangedragen die de rechtbank zouden kunnen doen twijfelen aan haar eerdere oordeel.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzet ongegrond verklaard, waardoor de eerdere uitspraak in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.