ECLI:NL:RBDHA:2024:7607
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 mei 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Syrische nationaliteit, zijn asielaanvraag in Nederland had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag echter niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Dit besluit was gebaseerd op het feit dat de eiser eerder in Kroatië een verzoek om internationale bescherming had ingediend. De rechtbank heeft het beroep van de eiser op 2 mei 2024 behandeld, waarbij beide gemachtigden van eiser en verweerder aanwezig waren.
De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris voldoende zorgvuldig had gehandeld bij het nemen van het bestreden besluit. Eiser had aangevoerd dat het besluit onvoldoende zorgvuldig was voorbereid en dat er twijfels bestonden over de veiligheid van Dublinclaimanten in Kroatië, verwijzend naar het 'Black book of pushbacks'. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris in reactie op de zienswijze van eiser voldoende had ingegaan op zijn verklaringen en dat er geen concrete redenen waren om aan te nemen dat de Dublinclaimanten in Kroatië risico liepen op pushbacks.
De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin was geoordeeld dat er geen aanknopingspunten waren dat Dublinclaimanten in Kroatië te maken hadden met pushbacks. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat er redenen waren om niet uit te gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Uiteindelijk werd het beroep van eiser ongegrond verklaard, en kreeg hij geen vergoeding van zijn proceskosten.