ECLI:NL:RBDHA:2024:7600

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
NL23.38739
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en niet-ontvankelijkheid beroep tegen niet-tijdig beslissen

In deze zaak heeft eiseres, een Somalische vrouw, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag. De aanvraag was ingediend op 21 juni 2022, maar werd pas op 17 januari 2024 afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres stelde dat zij gediscrimineerd werd vanwege de nationaliteit van haar vader en dat zij problemen had met een bepaalde groep in Somalië. De rechtbank heeft het beroep op 18 april 2024 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de asielaanvraag terecht had afgewezen, omdat de gestelde problemen met de genoemde groep ongeloofwaardig waren. Eiseres had onvoldoende bewijs geleverd dat zij persoonlijk gevaar liep bij terugkeer naar Somalië. De rechtbank oordeelde ook dat het beroep tegen het niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk was, omdat er inmiddels een besluit was genomen. Eiseres werd in de proceskosten veroordeeld tot een bedrag van € 437,50. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling in het kader van het bestreden besluit, aangezien dit ongegrond werd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.38739

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. Z.M. Alaca),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.H.J. Muijlkens).

Procesverloop

Eiseres heeft op 11 december 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 21 juni 2022.
Bij besluit van 17 januari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Awb [1] heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking op het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 18 april 2024 op zitting behandeld in Breda. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen O. Ilmi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Somalische nationaliteit te hebben.
2. Aan de asielaanvraag heeft eiseres het volgende ten grondslag gelegd. De vader van eiseres heeft niet de Somalische nationaliteit en als gevolg daarvan is eiseres gediscrimineerd en werd zij lastig gevallen. Eiseres heeft ook problemen gehad met [naam]. Eiseres is meermaals mishandeld door leden van [naam]. Bij een van de voorvallen met [naam] is de broer van eiseres doodgeschoten. Eiseres heeft daarna Somalië verlaten.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vw. [2] Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig geacht. De problemen die eiseres stelt te hebben met [naam] en anderen in de directe omgeving heeft verweerder ongeloofwaardig geacht. Dat eiseres te maken heeft gehad met discriminatie vanwege het feit dat de vader van eiseres niet de Somalische nationaliteit heeft verweerder geloofwaardig geacht. De geloofwaardig geachte elementen leiden volgens verweerder niet tot vluchtelingschap of een reëel risico op ernstige schade. Eiseres kan voorts terugkeren naar haar woonplaats Marka, nu zij gebruik kan maken van een bootverbinding en daardoor niet over land hoeft te reizen waar [naam] aan de macht is of de controle uitoefent.
4. Op wat eiseres daartegen aanvoert, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Beroep tegen niet-tijdig beslissen
5. De rechtbank stelt vast dat verweerder met het bestreden besluit alsnog heeft beslist op de aanvraag van eiseres. Nu verweerder een besluit op de aanvraag heeft genomen, heeft eiseres geen procesbelang meer bij een beoordeling van het beroep tegen het niet-tijdig
nemen van een besluit. Het beroep is, voor zover het is gericht tegen het niet-tijdig
beslissen, daarom niet-ontvankelijk.
6. Nu tussen partijen niet in geschil is dat de beslistermijn door verweerder is overschreden en pas na deze overschrijding een besluit op de aanvraag is genomen, zal de rechtbank verweerder veroordelen in de proceskosten van eiseres voor het beroep niet-tijdig beslissen. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875 en een wegingsfactor 0,5).
Beroep tegen het bestreden besluit
7. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte heeft overwogen dat het Vluchtelingenverdrag en het EVRM [3] niet ertoe dwingen om een verblijfsvergunning asiel te verlenen aan vrouwen met een in Nederland ontwikkelde westerse levensstijl. Eiseres doet daarbij een beroep op het arrest van het Hof [4] van 16 januari 2024. [5] Daarnaast voert eiseres aan dat verweerder ten onrechte geen FMO [6] heeft opgestart, nu hij dit op grond van Werkinstructie 2016/4 verplicht was. Verder heeft verweerder ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiseres problemen heeft met [naam]. Verweerder heeft ten onrechte tegengeworpen dat eiseres niet consistent zou hebben verklaard over de verwondingen op haar rug, wanneer zij voor het eerst te maken kreeg met [naam] en dat zij niet inzichtelijk heeft gemaakt wat voorafgegaan is aan het schietincident met haar broer. Het relaas van eiseres is in overeenstemming met algemene informatie over Somalië en de handelswijze van [naam]. Ook heeft verweerder er onvoldoende rekening mee gehouden dat de machtsverhoudingen in Somalië fluïde zijn en dat de invloed van [naam] in de gehele samenleving voelbaar is. Verweerder concludeert verder ten onrechte dat eiseres zich staande heeft weten te houden ondanks dat zij geen Somalische vader had. Dit is namelijk onjuist; eiseres heeft veel ellende meegemaakt. Bij terugkeer naar Somalië loopt eiseres voorts een risico op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Zij zal dan extra opvallen en herkend worden door leden van [naam] doordat zij zonder mannelijke begeleiding reist en langdurig in Nederland heeft verbleven, aldus eiseres.
8. Het beroep van eiseres op het arrest van 16 januari 2024 slaagt niet. In dit arrest heeft het Hof overwogen dat artikel 10, lid 1, onder d, van de Kwalificatierichtlijn zo moet worden uitgelegd, dat naargelang de omstandigheden in het land van herkomst, zowel vrouwen uit dat land in hun geheel als meer beperkte groepen van vrouwen die een bijkomende gemeenschappelijke eigenschap delen, tot een bepaalde sociale groep kunnen horen, wat een grond van vervolging kan vormen die tot verlening van de vluchtelingenstatus kan leiden. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres onvoldoende heeft geconcretiseerd en onderbouwd waarom zij behoort tot een sociale groep waardoor zij te vrezen heeft voor vervolging.
9. Verweerder heeft niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiseres problemen heeft met [naam]. Ter zitting heeft verweerder de tegenwerping dat eiseres niet consistent heeft verklaard over de verwondingen op haar rug laten vallen. Verder heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank ten onrechte aan eiseres tegengeworpen dat eiseres niet duidelijk heeft gemaakt waarom de man die bij eiseres thuis was gezocht werd door [naam]. Eiseres heeft immers meermaals verklaard dat zij werd gezocht door [naam] en niet de man. Het wegvallen van deze twee tegenwerpingen leidt er echter niet toe dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de problemen met [naam] niet geloofwaardig zijn. Verweerder heeft zich namelijk niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres onvoldoende heeft verklaard over de verschillende incidenten met [naam]. Zo heeft verweerder kunnen overwegen dat eiseres summier heeft verklaard over wat voorafgegaan is aan het schietincident met haar broer en dat van eiseres verwacht kon worden dat zij meer kan verklaren over de handelswijze van [naam] bij de schietpartij. Ook heeft verweerder niet ten onrechte tegengeworpen dat eiseres geen duidelijk antwoord heeft gegeven op de vraag wanneer zij voor het eerst te maken kreeg met [naam]. Verweerder heeft de verklaring van eiseres dat zij voor het eerst met [naam] te maken kreeg toen zij volwassen was en al kinderen had onvoldoende concreet kunnen vinden.
Daargelaten de vraag of de verklaringen van eiseres overeenkomen met algemene informatie over de aanwezigheid en handelswijze van [naam], is het aan eiseres om met haar verklaringen aannemelijk te maken dat zij persoonlijk problemen heeft gehad met [naam]. Zoals uit het voorgaande volgt, heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat zij hierin niet is geslaagd.
10. Eiseres wordt verder niet gevolgd in haar stelling dat verweerder ten onrechte heeft tegengeworpen dat zij zich staande heeft kunnen houden ondanks dat zij een vader heeft die niet Somalisch is. Met de enkele stelling van eiseres dat dit feitelijk onjuist is, heeft zij de overweging van verweerder dat eiseres zich 47 jaar staande heeft weten te houden in Somalië onvoldoende gemotiveerd betwist. Dat geldt ook bij verweerders overweging dat eiseres niet heeft gesteld te vrezen voor vervolging vanwege de ondervonden discriminatie.
11. Verweerder heeft verder geen aanleiding hoeven zien om een FMO op te starten. Uit artikel 18 van de Procedurerichtlijn volgt dat verweerder beoordelingsruimte heeft bij het opstarten van een FMO. [7] Uit jurisprudentie van de Afdeling [8] blijkt dat verweerder zich voor de beoordeling of een FMO relevant is veelal een, al dan niet voorlopig, oordeel moet vormen over het asielrelaas en de geloofwaardigheid daarvan. [9] Dat heeft verweerder in dit geval ook gedaan. Verweerder heeft zich, zoals blijkt uit het voorgaande, voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de gestelde problemen met [naam] ongeloofwaardig zijn. Verweerder heeft in dit geval dan ook kunnen overwegen dat de uitkomsten van een FMO niet tot een ander, positief, oordeel over de geloofwaardigheid van het relaas zullen leiden en dat een FMO in dit geval daarom niet relevant was.
12. De beroepsgrond van eiseres dat zij bij terugkeer naar Marka zal opvallen en herkend zal worden door [naam], wordt ook niet gevolgd. Eiseres kan middels een bootverbinding van Mogadishu naar Marka reizen en hoeft gelet daarop niet door een gebied te reizen waar [naam] de macht heeft. Uit informatie uit het algemeen ambtsbericht Somalië van 2023 volgt namelijk dat de bootverbinding wordt gebruikt om [naam] te ontlopen en dat Marka niet onder de controle van [naam] valt. Verweerder heeft verder verwezen naar een openbare bron waaruit volgt dat eiseres als alleenreizende vrouw gebruik kan maken van deze bootverbinding, omdat alleen in de gebieden waar [naam] de controle heeft vrouwen dienen te worden vergezeld door een mannelijke begeleider. Er bestaat dan ook geen aanleiding voor de conclusie dat eiseres als alleenreizende vrouw extra zal opvallen en in gevaar zal komen. De omstandigheid dat eiseres sinds medio 2018 niet meer in Somalië verblijft, leidt ook niet tot de conclusie dat zij bij terugkeer een reëel risico op ernstige schade loopt. Verweerder heeft in dat kader niet ten onrechte overwogen dat uit het algemeen ambtsbericht volgt dat terugkeerders die vanaf jonge leeftijd buiten Somalië hebben verbleven gevaar lopen en dat eiseres hier niet onder valt, nu zij bijna haar gehele leven in Somalië heeft gewoond en als volwassen vrouw Somalië heeft verlaten.
13. Het beroep voor zover gericht tegen het bestreden besluit is ongegrond. In dat kader bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet-tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50 (vierhonderdzevenendertig euro en vijftig cent);
  • verklaart het beroep voor zover gericht tegen het bestreden besluit ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J. Schouw, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Vreemdelingenwet 2000.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie.
5.ECLI:EU:C:2024:47.
6.Forensisch Medisch Onderzoek.
7.Zie ook het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 29 juni 2023, ECLI:EU:C:2023:523.
8.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.