ECLI:NL:RBDHA:2024:76

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 januari 2024
Publicatiedatum
8 januari 2024
Zaaknummer
NL23.35202
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in Dublin-zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 januari 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Marokkaanse nationaliteit hebbende persoon, zijn asielaanvraag in Nederland had ingediend op 19 augustus 2023. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag echter niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat de opvangsituatie in Spanje onacceptabel is en dat hij daar geen adequate bescherming kan verwachten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet heeft kunnen aantonen dat in zijn specifieke geval van het interstatelijk vertrouwensbeginsel afgeweken moet worden. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is geoordeeld dat Spanje zich aan zijn internationale verplichtingen houdt en dat de opvangsituatie voor Dublinclaimanten niet zodanig is dat dit leidt tot een schending van de rechten van de eiser. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen hoeft te worden, en verklaart het beroep ongegrond.

De uitspraak benadrukt het belang van het interstatelijk vertrouwensbeginsel in het asielrecht en de verantwoordelijkheden van lidstaten onder de Dublinverordening. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding, en de rechtbank heeft de uitspraak openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.35202

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nr.] ,
(gemachtigde: mr. F.J.M. Schonkeren),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. O.J.B. Kosters).

Procesverloop

Bij besluit van 6 november 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Op 12 december 2023 heeft verweerder een verzoek ingediend om versnelde behandeling van het beroep van eiser. Verweerder heeft daarbij toestemming gegeven de zaak buiten zitting af te doen.
Desgevraagd heeft eiser op 13 december 2023 gereageerd op dat verzoek en eveneens toestemming gegeven om de zaak buiten zitting af te doen.
Derhalve is met toestemming van partijen op grond van artikel 8:57 van de Awb [1] het onderzoek ter zitting achterwege gebleven. Op 2 januari 2024 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben. Eiser heeft op 19 augustus 2023 asiel aangevraagd in Nederland.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw. [2] Uit Eurodac is gebleken dat eiser op 20 mei 2021 in Spanje onder een andere naam en met een andere geboortedatum een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Nederland heeft daarom op 27 september 2023 de autoriteiten van Spanje verzocht om eiser terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid en onder b, van de Dublinverordening. [3] Op 4 oktober 2023 zijn de autoriteiten van Spanje hiermee akkoord gegaan.
3. Eiser kan zich daarmee niet verenigen en voert aan dat ten aanzien van Spanje niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Uit het AIDA-rapport van april 2023 volgt dat veel asielzoekers in Spanje geen opvang kunnen vinden of slechts kortdurend opgevangen worden, terwijl de asielprocedure gemiddeld lang duurt. Daardoor leven asielzoekers noodgedwongen op straat. Verweerder heeft weliswaar gewezen op een uitspraak van het Spaanse hooggerechtshof van 2019, maar uit het AIDA-rapport blijkt dat sindsdien de opvangsituatie in Spanje enkel is verslechterd. [4] Eiser beroept zich verder op een uitspraak van de Afdeling [5] van 26 april 2023 [6] waaruit volgt dat de drempel van Jawo [7] wordt gehaald wanneer er geen opvang is, ongeacht of de lidstaat onverschillig is. Het feit dat eiser kan klagen bij de Spaanse autoriteiten maakt dat niet anders. Eiser wijst er tot slot op dat de Europese Commissie een inbreukprocedure tegen Spanje is gestart vanwege de gebrekkige opvang.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. De rechtbank stelt voorop dat verweerder ten aanzien van Spanje in beginsel uit mag gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat Spanje zich zal houden aan zijn internationale verplichtingen. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dat in zijn geval anders is. Eiser is daarin niet geslaagd.
5. De Afdeling heeft recent in de uitspraken van 24 juli 2023 [8] en 16 augustus 2023 [9] , in zaken die gaan over de (opvang)situatie voor Dublinclaimanten in Spanje, geoordeeld dat verweerder ten aanzien van Spanje van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan. De Afdeling heeft in die uitspraken geoordeeld dat het rapport van AIDA waarop eiser zich beroept geen wezenlijk ander beeld schetst van de opvangsituatie voor Dublinclaimanten in Spanje dan het eerdere rapport van AIDA van 2019. Daarover heeft de Afdeling reeds bij uitspraak van 8 juli 2021 geoordeeld dat de opvangvoorzieningen in Spanje weliswaar voor verbetering vatbaar zijn, maar dat gelet op de getroffen maatregelen er geen sprake is van structurele tekortkomingen in de opvangvoorzieningen voor Dublinclaimanten die de bijzonder hoger drempel van zwaarwegendheid bereiken, als bedoeld in het arrest Jawo. De rechtbank ziet geen reden om hierover anders te oordelen. Eisers vergelijking met de uitspraak van de Afdeling van 26 april 2023, die gaat over de situatie voor Dublinclaimanten in Italië, gaat niet op. De Spaanse autoriteiten hebben – anders dan de Italiaanse – niet verklaard dat Dublinterugkeerders niet zullen worden opgevangen wegens gebrek aan opvangcapaciteit.
6. De omstandigheid dat de Europese Commissie een inbreukprocedure is gestart leidt evenmin tot een ander oordeel. De Europese Commissie is in januari 2023 deze procedure gestart omdat Spanje de Unierechtelijke opvangnormen niet goed heeft geïmplementeerd. De enkele verwijzing van eiser naar deze procedure maakt nochtans niet dat ten aanzien van Spanje niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgaan. De Spaanse autoriteiten hebben met het claimakkoord gegarandeerd dat zij eisers asielaanvraag in behandeling zullen nemen. Daarmee garanderen de Spaanse autoriteiten ook dat zij zich zullen houden aan de internationale verplichtingen die voortvloeien uit de verdragen en Europese richtlijnen die horen bij het behandelen van een asielaanvraag. Als eiser toch problemen ondervindt met het krijgen van opvangvoorzieningen of andere problemen, kan hij hierover zijn beklag doen bij de daartoe geëigende instanties dan wel bij de (hogere) Spaanse autoriteiten. Niet is gebleken dat klagen voor eiser niet mogelijk is of bij voorbaat zinloos is.
7. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Vreemdelingenwet 2000.
3.Verordening (EU) nr. 604/2013.
4.Pagina 65 van het AIDA-rapport.
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
7.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218.