ECLI:NL:RBDHA:2024:7545
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om naturalisatie en veroordeling wegens rijden onder invloed
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Syrische vreemdeling, tegen de afwijzing van zijn verzoek om naturalisatie. Eiser had op 15 november 2021 een verzoek om naturalisatie ingediend, dat door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 26 september 2022 werd afgewezen. De afwijzing werd gehandhaafd in een bestreden besluit van 29 september 2023, waarin verweerder stelde dat eiser een gevaar voor de openbare orde vormt vanwege een eerder opgelegde strafbeschikking voor rijden onder invloed, die resulteerde in een geldboete van € 50 en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor één maand. De rechtbank heeft het beroep op 5 april 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van het verzoek om naturalisatie niet deugdelijk is gemotiveerd. De ontzegging van de rijbevoegdheid is niet expliciet genoemd in de Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap als een bijkomende straf die kan leiden tot afwijzing van een naturalisatieverzoek. De rechtbank stelt vast dat de verwijzing naar de ontzegging in het beleid niet juist is en dat dit ten nadele van eiser heeft gewerkt. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en oordeelt dat verweerder binnen zes weken een nieuw besluit moet nemen, waarbij de rechtszekerheid en de persoonlijke omstandigheden van eiser in acht moeten worden genomen. Tevens dient verweerder het griffierecht en de proceskosten van eiser te vergoeden, vastgesteld op € 1.750.
De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke motivering bij besluiten die ingrijpende gevolgen hebben voor de betrokken vreemdeling, zoals in dit geval de afwijzing van een naturalisatieverzoek. De rechtbank roept verweerder op om het beleid aan te passen om rechtszekerheid en rechtsgelijkheid te waarborgen.