In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres, van Marokkaanse nationaliteit, heeft op 25 maart 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, mede namens haar twee minderjarige dochters. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 7 november 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 26 maart 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom Marokko als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt voor eiseres. Eiseres heeft verklaard te vrezen voor eergerelateerd geweld van haar vader en broers, omdat zij een buitenechtelijk kind heeft. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris niet aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres geen vrees voor strafrechtelijke vervolging of eergerelateerd geweld heeft. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met deze uitspraak. Eiseres krijgt een vergoeding van haar proceskosten, die door de staatssecretaris moet worden betaald.
De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag niet in stand kan blijven, omdat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de specifieke omstandigheden van eiseres en de risico's die zij loopt bij terugkeer naar Marokko. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de individuele situatie van asielzoekers, vooral in gevallen van eergerelateerd geweld en strafrechtelijke vervolging.