In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiseres diende haar aanvraag op 8 september 2022 in, en de Staatssecretaris had uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen. Deze termijn werd echter met negen maanden verlengd onder toepassing van de WBV 2022/22. Eiseres heeft de Staatssecretaris op 14 december 2023 in gebreke gesteld, maar heeft meer dan twee weken gewacht met het indienen van beroep, waardoor het beroep kennelijk gegrond is verklaard.
De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is en heeft de Staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een nader gehoor af te nemen en binnen acht weken daarna een besluit op de aanvraag bekend te maken. De rechtbank heeft ook een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiseres heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 437,50, omdat zij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld.
De rechtbank heeft de uitspraak op 2 april 2024 gedaan en verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en legt de Staatssecretaris de verplichting op om binnen zestien weken een besluit bekend te maken. De uitspraak is openbaar gemaakt en de proceskosten zijn toegewezen aan eiseres.