In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis asiel. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder geen verweerschrift heeft ingediend en dat partijen geen zitting hebben aangevraagd. Hierdoor heeft de rechtbank het onderzoek gesloten zonder zitting. Eiseres had haar aanvraag op 15 juni 2023 ingediend, en verweerder had de ontvangst daarvan op 29 juni 2023 bevestigd. Volgens de wet moet verweerder binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag beslissen. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder in gebreke is gebleven en dat eiseres daarom terecht beroep heeft ingesteld.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiseres. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft de hoogte van de dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat er al 42 dagen waren verstreken sinds de beslistermijn was overschreden. Eiseres heeft ook recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 437,50, en het door haar betaalde griffierecht van € 187,- moet door verweerder worden vergoed.
De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 15 april 2024. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder vernietigd. Eiseres heeft gelijk gekregen in deze procedure, en de rechtbank heeft de nodige maatregelen getroffen om ervoor te zorgen dat verweerder alsnog tijdig een besluit neemt.